15
Toen ik van de wc terugkwam, heerste er aan onze tafel vooral stilte: een gespannen stilte die je onmiddellijk doet beseffen iets cruciaals te hebben gemist.
Ik was samen met de baard het restaurant weer in gelopen, hij voorop, waardoor ik de stilte pas opmerkte toen ik al vlak bij ons tafeltje was.
Of nee, het was iets anders wat het eerst mijn aandacht trok: de hand van mijn vrouw die diagonaal over het tafelkleed heen de hand van Babette vasthield. Mijn broer keek naar zijn lege bord.
En het was pas nadat ik me op mijn stoel had laten zakken dat het tot me doordrong dat Babette huilde. Een geluidloos huilen was het, met nauwelijks waarneembare schokjes van haar schouders, en een trilling in haar arm – de arm waarvan Claire de hand vasthield.
Ik zocht en kreeg oogcontact met mijn vrouw. Claire trok haar wenkbrauwen op en wierp een veelbetekenende blik in de richting van mijn broer. Die richtte juist op dat moment zijn hoofd op van zijn bord, keek mij schaapachtig aan en haalde zijn schouders op. ‘Nou, je treft het wel, Paul,’ zei hij. ‘Misschien had je beter nog wat langer op de wc kunnen blijven.’
Met een ruk trok Babette haar hand onder die van mijn vrouw vandaan, greep haar servet van haar schoot en wierp dit op haar bord.
‘Wat ben je toch een ongehoorde klootzak!’ zei ze tegen Serge en ze schoof haar stoel naar achteren. Het volgende ogenblik liep zij met grote passen tussen de tafeltjes door in de richting van de toiletten – of naar de uitgang, dacht ik bij mezelf. Maar het leek me onwaarschijnlijk dat zij ons zou laten zitten. Haar lichaamstaal, de ingehouden vaart waarmee zij zich tussen de tafeltjes door verwijderde, vertelde me dat zij erop hoopte dat iemand van ons haar achterna zou komen.
En inderdaad kwam mijn broer al half overeind uit zijn stoel, maar Claire legde een hand op zijn onderarm. ‘Laat mij maar even, Serge,’ zei ze en ze stond op. Ook zij haastte zich tussen de tafeltjes door. Babette was inmiddels geheel uit het zicht verdwenen, waardoor ik had gemist of zij voor de toiletten of de buitenlucht had gekozen.
Mijn broer en ik keken elkaar aan. Hij probeerde een slap glimlachje, maar het lukte niet echt. ‘Het is…’ begon hij. ‘Ze heeft…’ Hij keek om zich heen, bracht vervolgens zijn hoofd dichter naar het mijne. ‘Dit is niet wat je denkt,’ zei hij, zo zacht dat ik hem maar ternauwernood kon verstaan.
Er was iets met zijn hoofd. Met zijn gezicht. Het was nog wel hetzelfde hoofd (en hetzelfde gezicht), maar het was net of het los in de lucht hing, zonder duidelijke samenhang met een lichaam, of zelfs maar met een coherente gedachte. Hij deed denken aan een tekenfilmfiguurtje waar iemand net de stoel onder vandaan heeft geschopt. Het figuurtje blijft nog een ogenblik lang in de lucht hangen voordat het beseft dat de stoel er niet meer is.
Als hij met dit gezicht folders zou uitdelen op de markt, dacht ik bij mezelf, folders aan gewone mensen met de oproep toch vooral op hem te stemmen bij de komende verkiezingen, dan zou iedereen hem straal voorbijlopen. Het gezicht deed denken aan een splinternieuwe auto die, vers van de dealer, al bij de eerste hoek een paaltje schampt en een kras oploopt. Niemand zou zo’n auto willen.
Serge was opgestaan en had op de stoel tegenover mij plaatsgenomen. De stoel van Claire, van mijn vrouw. Ongetwijfeld voelde hij nu de op de zitting achtergebleven warmte van haar lichaam door de stof van zijn broek. Het was een gedachte die mij razend maakte.
‘Zo, dat praat wat gemakkelijker,’ zei hij.
Ik zei niets. Ik draai er niet omheen, zo zag ik mijn broer het liefst: spartelend. Ik ging hem geen reddingsboei toewerpen.
‘Ze heeft de laatste tijd wat last van, nou ja, ik heb het altijd een naar woord gevonden,’ zei hij. ‘De overgang. Het klinkt als iets wat onze vrouwen nooit zou overkomen.’
Hij liet een stilte vallen. Het was waarschijnlijk de bedoeling dat ik in die stilte iets over Claire zou zeggen. Over Claire en de overgang. ‘Onze vrouwen’ had hij gezegd. Maar het ging hem niets aan. Wat er wel of niet met Claire aan de hand was, dat was privé.
‘Het zijn de hormonen,’ vervolgde hij. ‘De ene keer heeft ze het te warm en moeten alle ramen open, het volgende ogenblik is ze opeens in tranen.’ Hij draaide zijn hoofd, zijn nog altijd zichtbaar aangeslagen hoofd, naar de toiletten, de buitendeur, en toen weer terug naar mij. ‘Misschien is het beter dat ze het er even over heeft met een andere vrouw. Je weet wel, vrouwen onder elkaar. Op zo’n moment als dit kan ik toch alleen maar alles verkeerd doen.’
Hij grijnsde. Ik grijnsde niet terug. Hij tilde zijn armen op van het tafelblad en schudde zijn handen los. Daarna zette hij zijn armen met de ellebogen op de tafel en plaatste zijn vingertoppen tegen elkaar. Hij keek nog een keer vluchtig achterom.
‘We moeten het eigenlijk over iets anders hebben, Paul,’ zei hij.
Ik voelde iets kouds en hards binnen in mijzelf – iets kouds en hards dat er al de hele avond had gezeten – nog een fractie kouder en harder worden.
‘We moeten het over onze kinderen hebben,’ zei Serge Lohman.
Ik knikte. Ik keek even opzij en knikte nog een keer. De man met de baard had al een paar keer onze kant op gekeken. Voor de duidelijkheid knikte ik nog een derde keer. De man met de baard knikte terug.
Ik zag hoe hij zijn vork en mes neerlegde, zijn hoofd naar zijn dochter toeboog en haar iets toefluisterde. De dochter pakte snel haar tasje en begon erin te rommelen. Haar vader haalde ondertussen de camera uit de zak van zijn colbert en kwam overeind uit zijn stoel.