8. Een geheime bergplaats en een ponyrit op het strand

Dinand maakte twee tochtjes en had toen meer dan genoeg van gewandel. Zijn hiel met de blaar deed pijn en de spieren in zijn kuiten trilden van moeheid.
Hij pakje een blik cola en ging er op zijn gemak bij zitten. Na een paar minuten strekte hij zich uit en hij lag nog steeds uitgestrekt op het warme asfalt toen hij Philippe hoorde naderen.
De jongen zong uit volle borst terwijl hij zijn orgel met zich meetrok. In de bocht van de weg bleef hij staan en in het laatste deel van het lied begeleidde hij zich op het orgel. Het was de eerste keer die dag dat Dinand de tijd had om goed naar de zanger te luisteren.
Een mooie stem, vond hij. Het geluid past precies bij het orgel en de bewegingen die hij met zijn vrije hand maakt zijn zo vloeiend dat iedereen er met plezier naar kijkt.
De meeste volwassenen stroomden naar Philippe toe en hij moest meer dan twintig minuten zingen voor ze er genoeg van kregen.
Terwijl hij rammelde met muntstukken die zijn broekzakken deden uitpuilen liep de zanger na een klein half uur met een tevreden gezicht naar Dinand.
‘Als je evenveel hebt verdiend als ik dan mag je niet mopperen,’ zei hij.
‘Meer,’ zei Dinand. ‘We hebben de drukste dag van het jaar.’
Philippe keek hem aan. ‘Daar zie je anders niet naar uit. Je ligt erbij alsof je eerder de luiste dag van je leven hebt.’
‘Bijna driehonderd klanten,’ zei Dinand. ‘Misschien nog wel meer, met al die losse kinderen erbij geteld.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Niet te geloven.’
‘Mazzel,’ zei Philippe.
Dinand rolde zich op een zij. ‘Jij hebt anders minder mazzel gehad, zo te zien. Je linkerwang is blauw aan het worden. Is dat van Wally?’
De zanger keek somber. ‘Je zag het gebeuren. Hij kwam naar me toe en begon te kletsen over de brand en over jou ...’
‘Over mij?’
‘En over Dominique.’ Philippe keek om zich heen. ‘Waar is ze eigenlijk? Ik heb jou een paar keer gezien, maar haar niet. Is ze weg?’
‘Even,’ zei Dinand vaag. ‘Hoe zat het nou met Wally? Hoe kwam hij bij je?’
‘Bij me?’ Philippe keek of hij de vraag niet begreep. ‘O, hoe hij me vond, bedoel je. Toeval, geloof ik. Of hij is ons vanmorgen gevolgd, maar dat geloof ik niet. Hij kwam ineens op me af.’
‘Wat wilde hij weten over Niek en mij?’
‘Waar jullie vandaan kwamen en of ik jullie goed kende en hoe lang jullie in Le Cap bleven.’
‘Le Cap?’
‘Zo noemen ze Cap d’Agde kortweg. Ik zei dat ik jullie bij toeval in Bziers had ontmoet, maar hij geloofde me niet. Hij gaf me zomaar een klap.’
‘Zomaar?’
Philippe keek kregelig. ‘Zomaar, ja. Hij kondigde het niet eerst aan. Hij haalde uit, en pats. Het was goed raak.’ De zanger voelde aan zijn wang en trok een gezicht. ‘Het doet pijn.’
‘Waar ging hij heen?’
‘Wally? Geen idee. Hij ging de kant van het eiland op. Ik weet niet waar hij is gebleven. Het kan me niet schelen ook.’
Dinand dronk het blik leeg en keek naar de pony’s.
‘Ik moet weer,’ zei hij zuchtend. ‘Die twee jongens naast de Forester mogen een keer omdat ze water hebben gehaald en daarachter staat alweer een nieuwe groep. Het kan niet op vandaag. Ais het zo doorgaat dan heb ik om middernacht nog klanten. Wat ga jij doen?’
Philippe wees de weg af. ‘Daarginds is de entree van het naturistengebied. Ik ga bij de slagboom staan. Misschien is er iets te verdienen.’
‘Slagboom?’
De straatzanger keek verbaasd. ‘Allicht. Heb ik je dat niet verteld? Het gebied is omheind. Je mag er wel op, maar dat kost je veertig of vijftig francs per dag. Precies weet ik het niet, want ik ben er maanden niet geweest.’
‘Dus jij blijft bij de ingang staan.’
‘Tot ik geen zin meer heb. Doe me een lol en pik me op als jullie ermee ophouden, want anders moet ik liftend terug.’ Philippe keek op zijn horloge. ‘Hoe lang is Dominique al weg?’
Dinand dacht snel na. Hij overwoog om de zanger te vertellen dat zijn zuster achter Wally was aangegaan, maar iets weerhield hem. Hij wist dat Philippe had zitten liegen. De discjockey had hem niet zomaar geslagen. Hij had de klap gegeven nadat de straatzanger zich helemaal naar hem toe had gebogen en hem iets had toegesnauwd. En dat was gebeurd nadat Philippe Dinand had zien staan.
‘Niet zo lang,’ zei hij. ‘Ze rijdt wat rond, gewoon, voor haar plezier.’
De zanger knikte. Hij zette zijn pet af, wiebelde een poosje met zijn hoofd, drukte de pet stevig op zijn haren en liep naar zijn orgel.
Hij was nog geen tien passen op weg naar het naturistengebied toen een snorfiets vanuit de prairie te voorschijn kwam.
De jongen die op de brommer zat reed hard en gleed slippend van het pad de asfaltweg op terwijl zijn haar als een bos touw heen en weer zwierde.
Dinand zag hem komen en hij zag ook dat Wally vanuit zijn ooghoeken naar hem keek. Toen de discjockey Philippe zag, liet hij zijn linkerhand los van het stuur.
Hij maakte een beweging alsof hij wilde groeten, maar hield halverwege op en deed of hij iets weggooide. Hij keek niet meer, maar gaf gas en reed met hoge snelheid in de richting van Cap d’Agde.
Dinand maakte een beweging of hij hem achterna wilde rennen, zwenkte af en liep naar Philippe.
‘Ik dacht dat Wally naar het eiland was gegaan?’
‘Dacht ik ook,’ zei de zanger. ‘Hij ging die kant op.’
Dinand wees op de prairie. ‘Wat deed hij daar dan?’
Philippe haalde een schouder op. ‘Hoe moet ik dat weten? Misschien heeft hij een beetje rondgecrosst. Misschien is hij naar het strand gereden.’
‘Ligt daar strand?’
‘Verderop natuurlijk. Je kunt om het naturistengebied heen rijden en als je rechts aanhoudt dan kom je bij zee.’
‘Is dat ver?’
'Niet op een brommer.’ Philippe trok zijn wenkbrauwen hoog op alsof hij verbaasd was over al de vragen. ‘Waarom wil je dat weten?’
‘Zomaar,’ zei Dinand. ‘Gewoon nieuwsgierigheid. Als ik jou was, zou ik ook willen weten wat hij uitvoert. Vooral als ik jou was.’
De ogen van de zanger werden groot van verbazing. ‘Waarom vooral als jij mij was?’
‘Omdat jij een dikke wang hebt. Als iemand mij een dreun gaf dan zou ik alles van hem willen weten.’
‘Waarom?’
Dinand zuchtte. ‘Om hem een lel terug te geven, natuurlijk. Je denkt toch niet dat ik me laat slaan zonder dat ik iets terugdoe?’
‘Ik wel,’ zei Philippe. ‘Als ik hem terugsla dan haalt hij Toto op en dan ben ik de pineut.’ Hij wees de weg af. ‘In vechten ben ik slecht, maar zingen kan ik, en dat ga ik doen ook.’
‘Ik ben een held in ponyrijden,’ zei Dinand. ‘Ik zie je straks wel.’

Dominique liep rond in het half uitgebrande huis waar Wally in had rondgescharreld. Ze wist zeker dat er iets mee was, maar ze kon niet ontdekken wat en dat zat haar dwars. Nadat de discjockey was weggereden was ze een ruimte binnengelopen die de woonkamer geweest moest zijn. Op de wanden zaten lichte vlekken op plaatsen waar schilderijen hadden gehangen en boven de open haard zat nog een deel van een eikehouten schoorsteenmantel.
Waarom juist dit deel was blijven zitten, was Dominique een raadsel, want verder was het vertrek grondig gesloopt. Zelfs het kozijn van het raam aan de achterkant was weggebroken, evenals het grootste deel van het buizenstelsel dat tot de centrale verwarming moest hebben behoord.
Op de grond lag een ongelooflijke hoeveelheid rotzooi en op drie plaatsen was te zien dat er een vuurtje was gestookt.
Dominique liep naar het midden van de kamer en keek peinzend om zich heen.
Wally had met iets gesleept, maar met wat. Op de vloer lagen enkele zware stukken steen en in de hoek waren met teer bedekte kisten en stukken balk op elkaar gestapeld, maar ze was er zeker van dat het smerige hout in geen dagen was aangeraakt.
Ze keerde alle stukken steen om in de hoop dat eronder een gat zou zijn, maar meer dan de ruwbetonnen vloer zag ze niet.
Ze liep naar de open haard en bukte zich. In de haard lagen resten hout, een verschrompeld stuk plastic en hopen as. Dominique keek er lang naar en ze vroeg zich af of de rommel was aangeraakt of niet.
Ze snoof diep.
Als ik Indiaan was dan zou ik kunnen ruiken of de as van gisteren was of van drie weken geleden, maar het is de vraag of ik daar iets mee op zou schieten, dacht ze.
Ze trok het restant plastic weg en keek naar de ruimte tussen de ashopen.
Hier heeft iemand gestaan, stelde ze vast. Ik kan de voetafdruk zien. Helaas weet ik niet wat voor maat schoenen Wally heeft dus aan die wetenschap heb ik ook al niets.
Ze stak haar hand uit en voelde in het rookkanaal. Stukjes roet ritselden langs haar arm en ze trok een gezicht.
‘Frisse boel,’ zei ze nijdig. ‘Dit roet is hartstikke vet dus zonder zeep krijg ik mijn arm niet schoon. Zit hier nu iets of niet?’
Met afgewend hoofd tegen de roetdeeltjes die nu in een constante stroom door de schoorsteen gleden tastte ze rond.
Niets, dacht ze. En toch heeft Wally hier iets gedaan.
Ze trok haar arm terug en voelde dat haar opgerolde mouw bleef haken.
Onbeweeglijk bleef ze op haar hurken zitten, balancerend op het voorste deel van haar voeten.
Een haak, dacht ze. Of een spijker of zoiets. Dat zul je altijd zien. Eerst een vette, zwarte arm en een winkelhaak op de koop toe.
Ze schoof haar arm omhoog en probeerde de mouw los te krijgen door draaiende bewegingen te maken. Veel ruimte had ze niet in het nauwe afvoergat en het enige wat ze bereikte, was dat de mouw op een andere plaats vast kwam te zitten.
Ze stak haar vrije hand in het gat en merkte dat ze daar alleen maar meer roet mee loswoelde.
‘Ik lijk wel een leerling-schoorsteenveger,’ zei ze kwaad, terwijl ze roetdeeltjes van haar onderlip blies. ‘Als ik hier lang blijf zitten dan krijg ik kramp in mijn benen en dan word ik zo zwart dat ik me met een kilo zeep nog niet schoon krijg.’
Ze zat een ogenblik onbeweeglijk en deed toen wat iedereen doet die vastzit en die daar kwaad om wordt: ze dacht niet langer aan een winkelhaak, maar trok haar arm met een ruk terug.
Er kraakte wel iets, maar het was niet de mouw.
Tot haar verbazing schoof het enige deel van de schoorsteenmantel dat nog heel was, het stuk eikehouten balk, een centimeter naar voren.
‘Een haak,’ zei ze, terwijl ze met grote ogen naar het hout keek. ‘Ik zat niet vast aan een spijker, maar aan een haak. Bevat deze kamer een geheime ruimte?’
Ze greep het stuk hout beet en trok eraan. Schurend langs de stenen waar het tussengeklemd zat kwam het een paar millimeter naar voren. Daar bleef het bij.
Dominique klemde haar tanden op elkaar.
‘Lam stuk hout,’ schold ze. ‘Waarom glij je niet verder? Omdat dat niet kan? Of moet ik weer ergens aan trekken?’ Ze tastte in de schoorsteen rond tot ze het haakje vond waar ze aan vast was blijven zitten en trok opnieuw.
Weer ging de balk iets naar voren en nu ontstond er een spleet tussen het hout en de stenen muur.
Dominique drukte haar oog ertegen, maar zag niets anders dan duisternis.
Logisch, dacht ze. Ik kan niet verwachten dat iemand verlichting aanbrengt in een geheime bergplaats. Ik wou dat ik een zaklantaarn had.
Ze ging staan, bewoog haar benen om de stijfheid eruit te krijgen, en keek rond. Tussen de rommel lag een dunne houtsplinter van bijna dertig centimeter lengte.
Ze duwde de splinter door de spleet en peilde de diepte van de ruimte erachter.
Minstens vijfentwintig centimeter, dacht ze. En meer dan veertig centimeter breed.
Ze bewoog het stukje hout en luisterde scherp.
Er zit niets in, concludeerde ze. Ik hoor niets bewegen. De ruimte is leeg, kan bijna niet anders.
Peinzend staarde ze naar de balk.
Zou Wally iets uit de bergplaats hebben gehaald?
Ze haalde haar schouders op en duwde hard tegen de balk. Knarsend schoof het hout naar achteren en de spleet verdween.
‘Zo zat het,’ zei Dominique. ‘Niemand weet dat ik een geheime bergplaats ken. Het beroerde is alleen dat ik er niets aan heb.’ Ze stampte nijdig op de vloer.
Ze liep de kamer rond, zag niets wat haar interesseerde en wandelde toen maar weer naar buiten.
Knipperend tegen de zon bleef ze staan.
Strand, dacht ze. Zee. Zee is water en water heb ik hard nodig. Misschien kan ik de vette roettroep met zeewater van mijn arm krijgen.
Ze liep naar het strand, spoelde haar blouse uit en legde die op het helmgras te drogen.
Even liggen, dacht ze. Even lekker in de zon tot mijn blouse droog is.
Een minuut later sliep ze.

Ze werd met een schok wakker van geluiden op het strand. Met een verwilderde blik richtte ze zich op haar ellebogen op en het duurde lang voor goed tot haar doordrong wat zich vlak voor haar afspeelde.
Langs de rand van de zee reed een jongen op een pony. Hij werd op enige afstand gevolgd door kinderen die naar hem riepen en op verschillende plaatsen stonden volwassenen die naar hem wezen of die dreigende bewegingen maakten. Dominique schudde haar hoofd en wreef haar over haar ogen.
Was dat... Dat was ...
Maar hoe kan dat nou?
Ze trok snel haar blouse aan en rende het strand op. ‘Dinand,’ riep ze. ‘Kom hier, jij sukkel. Wat doe je hier?’
Ze zag dat Dinand Schimmel aanspoorde en de pony het mulle zand opstuurde. De kinderen renden achter hem aan en de snelsten gooiden met kluiten vochtig zand.
Hijgend holde Dominique achter haar broer aan het duin in.
‘Wat was dat nou?’ vroeg ze boos. ‘Wat doe jij hier?’
‘Jou zoeken, natuurlijk. Wat dacht je dan. Ik was toevallig hartstikke ongerust over je, weet je.’
Dominique zag aan zijn gezicht dat hij het meende en ze kalmeerde.
Ze klopte Schimmel op haar hals en vroeg: ‘Dat geschreeuw, hoe kwam dat dan?’
‘Weet ik niet,’ zei Dinand. ‘Weet ik echt niet. Ik zocht jou en ik kwam uit op het strand. Ik dacht dat je misschien naar zee was gereden en ben over het strand heen en weer gaan lopen. Dat mag niet, geloof ik. Eerst kwam er iemand die vroeg wat ik aan het doen was en daarna schreeuwde iemand dat Schimmel te veel zand opjoeg waardoor hij stof in zijn ogen kreeg of zoiets.’
Hij keek over zijn schouder en wees in de richting van de camping. ‘Weet je dat daarginds de meeste mensen blootlopen?’
Dominique grinnikte kort. ‘Is het echt? Hoe bestaat het in een naturistengebied. Het verbaast me dat jij je broek nog aanhebt.’
‘Gewoon niet aan gedacht,’ zei Dinand. ‘Misschien mag blootrijden wél in dit gebied. Ik zal er de volgende keer aan denken. Waar is Atkin?’
‘In de buurt van een huis,’ zei Dominique. ‘Of beter: van een afgebrand huis met een schoorsteen waarin een opbergruimte zit. Heel gek, allemaal. Wally was daar.’
‘Wally is al uren terug,’ zei Dinand kortaf. ‘Ik zag hem wegrijden en daarom werd ik zo ongerust. Hij kon je wel ik weet niet wat hebben gedaan.’
‘Niemand doet mij iets,’ zei Dominique overmoedig. ‘Zeker zo’n bleek discjockeytje niet.’ Ze keek naar de laagstaande zon. ‘Het wordt frisser. Hoe laat is het?’
‘Vijf uur geweest,’ zei Dinand. ‘We moeten nodig terug.’ Hij klopte op zijn broekzak. ‘We hebben een smak verdiend, vandaag. Het is tijd dat we uitgebreid gaan eten.’ Dominique keek tevreden. ‘We halen Philippe op en rijden naar een supermarkt. Wij gaan inkopen en niet zuinig ook. Dagenlang hebben we op restanten geleefd, maar vanavond nemen we het ervan.’
Dinand keek met een gelukzalig gezicht naar de lucht. ‘Eten,’ zei hij. ‘Gebak, hompen kaas en worst. Zakken chips. Lekker.’
Dominique gaf hem een por. ‘Schiet nou maar op,’ zei ze. ‘We zijn nog niet zover. We moeten eerst de pony’s verzorgen, dus voor we aan schransen toe zijn is het heus wel een uur of zeven, acht.’