10. Drie pony’s verdwijnen en circusstunts op de kermis

Tegen tien uur wankelde Philippe met een volle maag terug naar zijn tent. Tien minuten later kroop Dinand onder de laadklep door en op het ogenblik waarop hij zijn slaapzak ingleed, vergrendelde Dominique de deuren van de Saviem. Op de kermis loeiden de sirenes en klonken allerlei geluiden door elkaar, maar ze hadden er geen hinder van. Dominique sliep op het ogenblik waarop ze haar ogen dichtdeed en Dinand zonk weg nadat hij zich twee keer had omgedraaid.
Nog geen twee uur later werd hij wakker gemaakt door Philippe.
De zanger had niet de moeite genomen om onder de klep door te kruipen, maar had de achterste scheerlijnen losgemaakt en de tentstok opgetild.
‘Dinand,’ fluisterde hij. ‘Wakker worden.’
Na een minuut hield hij op met fluisteren en na nog een minuut schakelde hij over op schreeuwen. Hij had een goede, geschoolde stem en na de derde brul maakte Dinand een beweging.
De jongen sloeg met een arm in de richting van het geluid, drukte zich drie centimeter op en opende zijn mond.
Er klonk iets dat leek op ‘wrrmmggr’ en Philippe haalde voor de zoveelste keer diep adem.
‘Wakkerrr worrrden,’ schreeuwde hij. ‘Wakkerr.’
Hij stak een hand uit en kneep in Dinands neus.
Dat hielp. De jongen schoot overeind en zei moeilijk: ‘Ladatgek.’
Water, dacht hij. Ik wil water. Oei, wat heb ik een droge keel.
Hij grabbelde achter zich totdat hij een fles Ogeu-mineraalwater vond en dronk tot het vocht langs zijn mondhoeken in zijn hals liep. Met wilde gebaren veegde hij zijn gezicht droog.
‘Wattisser,’ zei hij en hij vond zelf dat het heel verstaanbaar klonk.
Philippe zette de tentstok op zijn plaats en sloeg de scheerlijnen om de haringen. ‘Er zijn pony’s op de loop,’ zei hij.
Dinand wreef over zijn hoofd en vroeg zich af hoe lang hij had geslapen. Te kort, vond hij, veel te kort.
‘Bestaat niet,’ zei hij. ‘Ze waren gekluisterd.’
‘Toch zijn ze op de loop. Ik heb stemmen gehoord en vlak daarna liepen er pony’s langs mijn tent.’
‘Ben je ze achterna gegaan?’
‘Tuurlijk niet,’ zei de zanger. ‘Ik lag in mijn slaapzak. Zo snel ben ik niet. Toen ik buiten de tent was waren ze weg. Het mist nog steeds en ik zag ze niet meer.’
Dinand kroop uit de tent, stootte traditiegetrouw zijn hoofd en werd niet eens kwaad.
‘Dominique,’ zei hij. ‘Ik haal Niek. Blijf jij maar hier.’
Hij wist dat de portieren vergrendeld zouden zijn en liep daarom de achterkant van de Saviem in. In het schuingeplaatste schot dat de ruimte voor de pony’s van het slaapgedeelte afscheidde zat een smalle deur.
Dinand gaf er een paar klappen op. ‘Niek. Wakker worden.’
Hij wachtte niet op antwoord, maar gaf een nieuwe roffel. ‘Duvel op,’ hoorde hij na een poosje. ‘Smeer ’m.’
‘Opstaan,’ zei hij. ‘De pony’s zijn weg.’
Het bleef even stil.
‘Bestaat niet. Ze waren gekluisterd.’
Dinand zuchtte diep. ‘Dat zei ik ook, maar Philippe heeft ze langs horen komen. Er waren mensen bij.’
Aan het gestommel te horen was Dominique door dit antwoord grondig wakker geworden en in recordtijd stond ze naast hem.
Rillend vroeg ze: ‘Welke kant zijn ze op?’
Dinand wees naar Philippe die buiten de Saviem was blijven wachten. ‘In elk geval de kant van zijn tent.’ Dominique slikte. ‘Dat is richting kermis. Heb je water? Ik heb een droge keel. Die rotknoflook van jou altijd.’
‘Lekkere knoflook,’ zei Dinand. ‘En lekkere uien. Hier heb je Ogeu. Schijnt goed te zijn voor alles.’ Hij keek naar Philippe die niet meer was dan een vage schaduw in de mist. ‘Heb je een zaklantaarn?’
Een licht ging aan.
‘Mooi. Schijn me bij, dan pak ik er ook een.’
Hij rommelde in de hoek van de Saviem en pakte een staaflantaarn. ‘Hoeveel pony’s heb je gehoord?’
‘Weet ik niet,’ zei Philippe. ‘Ik ben zanger, geen paardrijder. Twee, denk ik. Misschien drie.’
Dinand scheen naar Dominique die met het hoofd achterover de fles mineraalwater leegdronk. ‘Blijf wachten,’ zei hij. ‘Ik kijk of er pony’s zijn achtergebleven.’
Hij liep de vrachtwagen uit en scheen in de richting van het stuk gras. De bundel van de lamp was wijd alsof een heel stel lichtstralen elk een eigen kant op wilden.
‘Rotmist,’ schold hij. Hij liep het grasveld op en zag tot zijn opluchting een van de Shetlanders.
‘Wolf,’ zei hij opgelucht. ‘Als ik het niet dacht. Als er een pony niet mee te krijgen is door een vreemde dan ben jij het.’ Hij scheen op de voorbenen van het dier en zag dat het kluistertouw verdwenen was.
Langzaam maakte hij een rondje en een voor een zag hij de kluisters liggen.
Hij keek ernaar met een grimmig gezicht.
‘Ze hebben er drie,’ riep hij. ‘Wolf is er nog.’
Dominique liep naar hem toe. ‘Petite zul je bedoelen,’ zei ze korzelig. ‘Hou toch eens op met dat Wolf! We moeten de andere dieren zoeken. We lopen in de richting van Philippes tent en gaan daar rechtdoor naar de kermis. Misschien heeft een van de bezoekers ze gezien. Je kunt niet zomaar met drie pony’s aan de wandel gaan zonder dat het opvalt.’
Dinand aarzelde. ‘En Petite hier laten? Straks zijn we haar ook kwijt.’
Dominique had haast. Ze pakte de lamp van Dinand af en scheen naar de Shetlander. ‘Ga erop zitten. Ze loopt wel achter Philippe en mij aan. Schiet op.’

Het terugvinden van de drie pony’s was kinderspel, maar het terugkrijgen had meer voeten in de aarde.
Gevolgd door Dinand rende Dominique het kermisterrein op. Naast het overdadig opgesierde Chinese spookhuis Shanghai bleef ze staan. Uit een ooghoek zag ze een wagentje met vier gillende meisjes de spooktent uitrollen. ‘Train fantôme’ stond er met grote letters op: spooktrein. ‘Spookpony’s zul je bedoelen,’ mompelde ze. ‘Wat is dat daar?’
Achter het spookhuis stonden een paar superdeluxe draaimolens en daarachter was een attractie die iets met apen te maken leek te hebben.
‘Gorillashow’ las ze onder een houten gorillakop.
Ervoor stonden tientallen jongeren. Ze keken niet naar de gorilla en evenmin naar het reuzenrad een eindje verderop, maar ze hadden al hun aandacht gericht op iets of op iemand midden op de asfaltweg die tussen de attracties door liep.
Dominique wist wat er aan de hand was voor ze het zag. Waarom ze het wist begreep ze niet, maar ze was er zeker van dat ze zich niet vergiste.
Ze maakte een beweging naar Dinand. ‘Daar zijn ze,’ riep ze boven het holle geluid uit van een van de spoken die met fonkelende, vurige ogen een akelige lach liet horen. ‘Kom mee.’
Zwaaiend met de lange staaflantaarn baande ze zich een weg door de kermisbezoekers. Dinand volgde iets voorzichtiger, want het was druk op het terrein en niemand rekende op een ruiter.
Wat doet ze, vroeg hij zich af. Ik zit op de Shetlander en ik kan meer zien dan zij, maar het lijkt of ze precies weet wat ze wil.
Hij gaf Petite een tikje met zijn hakken en boog zich voorover, terwijl hij zich vasthield aan de manen. Hij kon ongezadeld rijden als de beste en hij had geen moeite zijn evenwicht te bewaren, maar hij werd voortdurend aangestoten door verontwaardigde kermisbezoekers en eenmaal dacht hij dat hij iemand hoorde klagen over ‘al die knollen’. Voor Dinand halverwege was, had Dominique de grote groep jongeren bereikt. Voor het merendeel waren het jongens en geen van hen leek ouder dan een jaar of twintig. Ze verdrongen zich rondom een jongen met een bril die scheef op zijn neus stond en toen ze dichterbij kwam, zag ze dat hij een poging deed om op de grootste van de twee Shetlanders te blijven zitten. Het dier was niet meer dan een nieter tien hoog, maar de jongen keek of hij op de rand van een flat zat. Hij gleed van de ene kant naar de andere, terwijl hij zich met de armen om de hals van de pony vastklemde.
‘Hou vast,’ riep een meisje.
‘Reken maar,’ zei de jongen. ‘Vooruit, paard, lopen. Achter de anderen aan.’
Dominique roeide zich naar voren.
‘Eraf,’ zei ze. ‘Eraf of ik sla je eraf.’
‘Donder op,’ zei de jongen.
Dominique hief de lantaarn, trok toen haar arm terug en grinnikte kort.
‘Cindy,’ zei ze op scherpe toon. ‘Cindy. Spring.’
De pony reageerde meteen op haar stem. Het dier was mensen gewend en het was niet de eerste keer dat ze iemand op haar rug had die er niets van terechtbracht, maar de geluiden en het gejoel hadden haar angstig gemaakt. Haar neusgaten waren groot en de schrik was in haar ogen te lezen. Toen ze de vertrouwde stem van Dominique hoorde deed ze wat ze voor die tijd niet durfde. Ze zette zich af met de voorbenen en steigerde tot ze bijna verticaal stond. De jongen zwiepte achterover, maar voor hij weg kon glijden stortte de Shetlander zich voorover. Ze bonkte met de voorbenen op de grond, schoot een meter vooruit en stond stil of ze was vastgespijkerd.
De jongen had geen schijn van kans. Eerst zwierde zijn bril door de lucht en daarna hijzelf. Hij zeilde over het hoofd van de pony heen en sloeg, meters verder, drie toeschouwers tegen de vlakte.
Dominique pakte de Shetlander bij de hals en drukte het hoofd tegen haar schouder. ‘Braaf,’ zei ze. ‘Rustig maar. Braaf.’
De pony kalmeerde zienderogen en stond even later volkomen ontspannen tussen de menigte.
Dominique keek om zich heen. ‘Wie heeft haar hier gebracht,’ riep ze. ‘Waar zijn de andere twee?’
Achter zich hoorde ze de gevallen jongen brullen om zijn zoekgeraakte bril. Degenen die vlak bij haar stonden waren stil en keken bedremmeld.
‘Waar zijn de Foresters?’ vroeg Dominique opnieuw. Ze zag dat de groep uiteen ging toen Dinand zich naar voren drong en naast haar kwam staan.
‘Daar,’ zei een jongen ineens. Hij wees naar de rand van de kermis. ‘Twee vrienden maken een rondje. Ze komen zo terug.’
‘O, ja?’ zei Dominique grimmig. ‘Komen ze terug. Dat treft. Waar komen ze vandaan?’
De jongens wees, maar zei niets.
‘Die kant? Daar zullen ze plezier aan beleven.’ Ze keek naar Dinand. ‘Volg me. Ik neem Cindy.’
Ze zwaaide zich op de rug van de Shetlander en klakte met haar tong. Ze kon rijden zonder zadel en zonder teugel en als het moest kon ze er nog een handstand bij maken ook. Ze dreef de Shetlander naar de hoek van de kermis en zag dat het hier aanzienlijk donkerder was. Ze kon niet meer dan een meter of vijftien zien, maar ze was er zeker van dat ze voor zich iets zag bewegen.
Zonder zich te bedenken, spoorde ze de pony aan.
‘Hé,’ riep ze. ‘Jij, daar, hé!’
Schimmel kwam uit de mist te voorschijn als een witte vlek die steeds duidelijker omtrekken kreeg. Op haar rug zat iemand met onwaarschijnlijk lange benen. Van een afstandje kreeg Dominique de indruk dat ze bijna over de grond slierden.
Ze dreef haar hakken in de flanken van de Shetlander en draafde naar de Forester toe.
De benen bleven lang, maar de rest van het lichaam was gedrongen, zag ze nu.
Net een kurk met benen van ijzerdraad, dacht ze toen ze dicht bij de propperige jongen was, die rechtop zat op een manier waaraan ze kon zien dat hij vaker had paardgereden. ‘Hé,’ riep ze weer. ‘Dat is mijn pony. Eraf, jij!’
De jongen haalde hoorbaar zijn neus op, maar gaf geen antwoord. Hij boog zich achterover en gaf Schimmel een tik op haar bil waardoor de pony naar voren sprong en langs Dominique draafde.
Verbaasd keek ze de Forester na.
Wat zullen we nu krijgen? dacht ze kwaad. Denkt die vent dat hij er zonder een woord te zeggen vandoor kan gaan met mijn Forester? Die zal ik even uit de droom helpen.
Ze keerde de Shetlander en dreef de pony aan tot galop. Het dier passeerde de Forester alsof het stilstond en minderde pas vaart toen het vlak bij de verlichte hoek van de kermis was.
‘Mooi zo,’ zei Dominique op een rustgevende toon. ‘Goed zo, Cindy. En draaien maar.’
In alle rust draaide ze de Shetlander opnieuw. Ze wachtte tot ze Schimmel duidelijk kon zien en vuurde haar pony aan, terwijl ze de staaflantaarn bij het uiteinde beetgreep.
We gaan dit aanpakken als een riddertoernooi, dacht ze. De lantaarn is mijn lans en je bent een knappe vent als je op je paard blijft zitten.
Aan de manier waarop de jongen op de Forester zat kon ze zien dat hij in het geheel niet bang was. Schimmel was bijna veertig centimeter groter dan de Shetlander en hij keek schuin op de aanstormende pony neer. Met één hand had hij de manen van zijn rijdier vast en met de andere zwaaide hij boven zijn hoofd alsof hij een lasso beethad. Op zijn gezicht zat een brede grijns.
Dominique zag het pas toen ze al bijna naast hem was en ze had geen tijd om terug te grijnzen. Ze bleef Cindy aanvuren en zwaaide met een brede armbeweging de staaflantaarn. De lamp trof de jongen met een doffe dreun midden op de borst en deed hem wankelen. Hij liet de manen los, bleef een ogenblik als verstard precies rechtop zitten en verloor toen zijn evenwicht. Hij gleed over het achterste van Schimmel alsof het met boter was ingesmeerd en kwam plat op zijn gat op het wegdek.
‘Ho,’ riep Dominique. ‘Cindy, stop. Terug!’
Ze liep naar de plaats waar de jongen zat te kreunen en liet de pony vlak voor hem staan. Terwijl ze naar de lange benen keek die als strengen slordig geknoopt touw op de grond lagen stak ze twee vingers in haar mond. Ze floot schel en riep: ‘Schimmel. Hier.’
Ze luisterde tot ze de hoefslag van de Forester hoorde en boog zich voorover.
‘Dat,’ zei ze, ‘was dat. Ik zou in het vervolg maar naar me luisteren. Dat scheelt je blaren op je billen.’
Toen ze zag dat de jongen niet van plan was iets anders te doen dan kreunen draaide ze zich om.
Ergens achter haar moest Dinand zijn.

Dinand had zich niet met Dominique en haar tegenstander bemoeid. Hij was rustig langs de kant van de weg blijven staan toen de jongen met de lange benen langs hem reed en concentreerde zich op een geluid in de verte.
‘Je moet een goeie paardrijder zijn als je het van me wilt winnen,’ mompelde Dinand.
Hij streek de kleine Shetlander over haar rug.
‘Kom op, Wolf. Laat eens zien hoe goed je kunt galopperen.’
Hij klemde zijn knieën tegen de flanken van de pony en greep een handvol manen. Zijn andere hand zette hij vlak voor zich, midden op de rug. Hij wist precies wat hij wilde en hij wist ook hoe hij de stunt zou uitvoeren.
Alles kwam nu aan op de snelheid die de Shetlander zou maken.
Aan één stuk doorpratend vuurde hij het dier aan. Haar hoeven kletterden op het asfalt en haar manen zwierden door de vochtige lucht.
Dinand tuurde door de mist. Het was vrijwel donker op dit deel van het weggetje en hij zag Atkin pas toen hij nog maar een paar meter achter haar was. Wie op haar rug zat, kon hij niet zien en het kon hem niet schelen ook. Iedereen die op de rug van een van zijn pony’s zat was een tegenstander en als hij niet luisterde dan zou hij ervan lusten. Toen hij vlakbij was zette hij zich met zijn vrije hand af, waardoor hij los kwam van de rug van de pony. Bliksemsnel trok hij zijn benen op tot hij op zijn hurken op Atkin zat en meteen zette hij kracht.
Hij dook naar de gestalte voor hem alsof hij door een katapult was afgeschoten, terwijl hij zijn armen gestrekt voor zich uit hield. Hij greep een schouder en een nek en voelde de gestalte wankelen en wegglijden.
Dinand dacht een moment dat hij over de kop zou slaan, maar hij bewaarde zijn evenwicht. Zijn vingers klauwden in wat aanvoelde als een gewatteerd jack, terwijl hij boven op de berijder van Atkin op het asfalt terechtkwam.
Hij hoorde een kreun en een zucht en daarna werd het stil. Geschrokken keek hij om zich heen. Vlak naast hem zag hij de Shedlander staan en meteen erna hoorde hij de Forester naar zich toe lopen.
Hij krabbelde overeind en trok aan het jack.
‘Overeind,’ zei hij. ‘Zeg eens wat.’
Het bleef stil en Dinand voelde zich koud worden van schrik.
Was de berijder van Atkin op zijn hoofd terechtgekomen? Hij pakte het hoofd en tilde het een paar centimeter op.
Pas toen hij zijn gezicht naar voren boog om te zien wie hij voor zich had rook hij het.
Het was een parfum dat hij niet kende, maar waarvan hij zich niet kon voorstellen dat een jongen het zou gebruiken. Vreemd genoeg schrok hij toen pas echt.
Had hij met zijn circusstunt een meisje van de pony geknikkerd?
Hij rilde en keek verward om zich heen.
‘Niek,’ brulde hij. ‘Niek! Hierheen! Schiet op.’

Dominique liet de jongen zitten waar hij zat en dreef de pony’s voor zich uit, terwijl ze de bundel van de lantaarn op het geluid van Dinands stem richtte.
Ze zuchtte van opluchting toen ze zag dat haar broer rechtop zat.
‘Wat zit je daar te schreeuwen? Ik kreeg de indruk dat iemand je te grazen had.’
Dinand gaf geen antwoord. ‘Schijn bij,’ beval hij. Dominique scheen op een bleek meisjesgezicht. ‘Wat is er?’
‘Ze is bewusteloos,’ geloof ik. ‘Ik wist niet wie ik voor me had en ik mikte haar op de grond. Misschien is ze op haar hoofd terechtgekomen.’
Dominique bukte zich en legde twee vingers tegen de hals van het meisje. ‘Ze leeft in elk geval en als ze een buil op haar kop heeft dan is dat haar eigen schuld.’ Ze pakte het meisje bij de neus en kneep. ‘Wakker worden,’ zei ze. Ze keek Dinand aan. ‘Hoe zeg je zoiets: bij je positieven komen?’ Ze kneep weer. ‘Schiet op of ik hou je met je hoofd in de haven.’
‘Grr,’ zei het meisje opeens. ‘Grrr. Mijn neus. Au.’ Dominique keek voldaan. ‘Goed zo. Wie klaagt over z’n neus zal verder wel niet veel pijn hebben.’ Ze gaf het meisje een tik tegen haar wang. ‘Overeind, jij. Hoe kom je aan onze pony’s?’
Het duurde een hele tijd voor het meisje voldoende helder was om begrijpelijke antwoorden te kunnen geven, maar toen waren de misverstanden snel de wereld uit.
Ze had de pony’s niet gestolen en haar neef, de jongen met de lange benen, evenmin. Niemand had de pony’s gestolen, voor zover ze wist. Ze waren gewoon de kermis op komen wandelen.
Dominique en Dinand lieten haar het verhaal drie keer doen en gaven het toen op. Wie de kluisters ook had losgemaakt, hij had zijn gezicht niet laten zien.
Dominique keek grimmig. ‘Morgen gaan we weg,’ zei ze kortaf. ‘Ze kunnen me wat, op dit eiland. Er gebeuren vreemde dingen en ik wil er niets mee te maken hebben.’ Dinand keek onzeker. ‘Ik heb het gevoel dat we er allang mee te maken hebben, of we willen of niet. Gisteren de brand, daarna het bezoek van twee agenten, nu weer het verdwijnen van de pony’s. Lekkere plek heeft Philippe ons aangewezen.’
Dominique hield haar pas in. ‘Waar is-ie eigenlijk, onze Philippe?’
‘Dat is het zoveelste mysterie,’ zei Dinand kortaf. ‘Net als gisteren bij de brand is hij verdwenen. Hij heeft ons gewaarschuwd dat de dieren weg waren, maar daarna heb ik hem niet meer gezien. Hij is echt wel een beetje vreemd, die straatzanger.’
Dominique knarste met haar tanden. ‘Daar hebben we het morgen wel over. Eerst terug naar de Saviem met onze pony’s en kijk uit voor verfrommelde ponyrijders, want misschien hebben ze boze plannen.’
‘Ik raad het ze af,’ zei Dinand. ‘Ik raad het ze absoluut af. Ik ben moe en ik ben kwaad. Wie een vinger naar me uitsteekt krijgt er spijt van. Ik wil slapen. Urenlang.’