12. Dinand fantaseert en Dominique heeft een idee

‘Je bent gek,’ zei Dominique.
‘Ik ben nog een beetje lui,’ zei Dinand. ‘Ik heb last van mijn blaar, ik heb een droge keel, ik ben een tikkeltje verkouden en ik heb honger, maar voor de rest ben ik piekfijn in orde.’
‘Knettergek, dat ben je. Je denkt aan schoenen, je droomt ervan en als je wakker wordt dan weet je wie de overval heeft gepleegd.’
‘Precies. Ik heb me gisteren gek lopen piekeren, maar nu weet ik het. Het schoot me gewoon weer te binnen. Misschien kwam het door die droom, dat weet ik niet zeker, maar ik ken de naam van een van de overvallers en daar gaat het om.’
‘Philippe,’ zei Dominique.
‘Inderdaad, de vriendelijke, behulpzame Philippe. Hij weet er in elk geval van. Hij heeft ons een paar keer geholpen, maar hij heeft ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om ons een paar heel grote loeren te draaien.’
‘Hij heeft je vannacht een dienst bewezen, en geen kleine ook. Hij heeft tegen de politie gezegd dat hij je urenlang heeft gezien en dat hij niet geloofde dat je iets met de overval te maken had.’
‘En ik heb verklaard dat hij in zijn tent lag te snurken. Ik heb geen alibi nodig, want ik heb niets gedaan. Maar bij Philippe ligt dat anders. Ik heb gezegd dat hij op de tijd van de overval in zijn tent lag, maar nu ik erover nadenk ben ik daar helemaal niet zeker van.’
Dominique zuchtte. Ze schonk koffie in, sneed stukken worst af en schoof een stokbrood naar Dinand toe.
‘Eten,’ zei ze. ‘Eet en vertel. Ik wil alles horen wat jij bij elkaar hebt gefantaseerd. Sla niets over en praat gerust met je mond vol, dat ben ik wel gewend.’
Dinand nam een hap brood en schoof daarna een stuk worst in zijn mond. ‘Eerst de kleinigheden,’ zei hij op onduidelijke toon. ‘Aan het grote werk kom ik straks toe.’ Hij slikte en was een stuk beter verstaanbaar.
‘Toen ik in de ambulance lag nadat ik de brandweerman had gered, was Philippe ineens verdwenen. Later zei hij dat hij niet graag in de buurt van de disco’s kwam omdat die discolui en de kermisexploitanten voortdurend ruzie met elkaar hebben. Ik geloof daar niets van. Er zal vast wel iemand ruzie met iemand hebben, maar niet op grote schaal. Dat weet ik gewoon, je kunt het voelen aan de sfeer op dit eiland.’
Dominique knikte. ‘Klopt,’ zei ze. ‘Dat ben ik met je eens. Bovendien was Philippe ook ineens weg toen we vannacht onze drie pony’s terughaalden en de kermis is voor hem vertrouwd terrein.’
‘Als je dat maar weet. Dat verdwijnen van hem is vreemd, maar veel gekker is de manier waarop hij met zijn schoenen omspringt. Gisternacht, toen ik in zijn tent sliep, dacht ik een keer dat hij in zijn slaapzak lag omdat ik zijn schoenen zag staan. Toen ik hem een tijdje later riep kwam hij te voorschijn met laarzen aan. Hij was binnen vijf seconden buiten, gekleed en wel. Volgens mij lag hij gewoon op me te wachten.’
‘Je bedoelt dat hij weg was geweest, maar deed of hij sliep om jou voor de gek te houden?’
‘Precies. Hetzelfde deed hij vannacht weer. Hij wekte ons toen de pony’s weg waren, maar wie heeft de beesten de kermis opgedreven? Ze waren er ‘zomaar’. Niemand heeft gezien wie ze heeft meegenomen.’
‘Denk je dat Philippe het heeft gedaan?’
‘Hij of vrienden van hem. Ik denk dat Philippe ons uit de slaap heeft willen houden. Hij had ons nodig om te verklaren hoe aardig en behulpzaam hij is geweest. Later vannacht kwam hij me wekken, omdat hij mensen bij de Saviem had gehoord. Ik zag of hoorde niemand, maar ik ben wel een hele tijd in de weer geweest, lang genoeg om hem te horen snurken. Hij kan best gedaan hebben alsof hij sliep en weg zijn gegaan nadat ik verdwenen was, zo moeilijk is het niet om gesnurk na te bootsen.’
Dominique knaagde aan een korst. ‘Het klinkt goed, maar ik geloof nooit dat inspecteur Delonde ervan ondersteboven zal zijn.’
‘Hoeft hij ook niet, want ik vertel het hem niet,’ zei Dinand vastberaden. ‘Er is meer. Let op, want nu wordt het spannend. Gisteren was Philippe in gesprek met Wally.’
‘In dat vakantiedorp?’
‘Precies, in Eurovillage. Je kunt me veel wijsmaken, maar niet dat het toeval was dat ze elkaar daar zagen. Het barst van de vakantiedorpen en Philippe stond een heel eind van de doorgaande weg. Hij kent Wally, en goed ook. De discjockey is hem op komen zoeken.’
‘En gaf hem een knal tegen zijn wang,’ vulde Dominique aan, terwijl ze een gezicht trok. ‘Lekkere kennis.’
‘Wally gaf een klap omdat Philippe hem dat vroeg. Hij schrok toen hij mij zag, boog zich voorover en snauwde Wally iets toe, dat kon ik duidelijk zien. Ik denk dat hij snel iets bedacht om mij duidelijk te maken hoe slecht en ruziezoekerig Wally is. Toen de disjockey later uit de prairie te voorschijn kwam en hij Philippe zag stak hij bijna een hand op om te groeten.’
Dominique nam een paar grote slokken koffie. ‘Jij fantaseert wat af, jij. Het klinkt goed, maar je kunt ook helemaal fout zitten.’
‘Reken maar van niet,’ zei Dinand opgewekt, ‘want het mooiste komt nog. Ik zei gisteren toch dat ik me iets niet kon herinneren? Vannacht, of beter, vanmorgen wist ik het weer. Het had te maken met dromen, in elk geval dacht ik in het begin dat het een droom was, maar ik weet nu wel zeker dat ik tussen dromen en waken inhing. Je kent dat wel, je droomt en als je je ogen open hebt dan gaat het nog even door.’
Dominique trok een gezicht. ‘Doe niet zo ingewikkeld. Je lijkt wel een professor in de dromologie. Waar gaat het om?’
‘Toen ik bij Philippe sliep kreeg hij bezoek van een paar jongens. Hij deed later of het niets betekende, maar het was wel degelijk de moeite waard. Een van de jongens zei iets en ik wist dat het belangrijk was, maar ik kon er gisteren niet opkomen. Hij vroeg, nadat Philippe had gezegd dat hij een gast had: ‘Die jongen van vanmiddag?” Dinand keek Dominique stralend aan. ‘Begrijp je wat dat betekent?’
‘Die jongen van vanmiddag,’ herhaalde ze. ‘En dat zei iemand de eerste nacht?’ Ze keek peinzend voor zich uit. ‘Wij hebben toen we op het eiland kwamen maar twee jongens gezien.’
Dinand knikte heftig. ‘Dat bedoel ik. We hebben de grote Toto gezien en discjockey Wally, dus wie kon weten dat Philippe ‘die jongen van vanmiddag’ in zijn tent had?’
‘Wally,’ zei Dominique langzaam. ‘Wally, of Toto.’
‘Toto was het niet, want zijn stem had ik herkend, maar Wally heeft die middag geen woord gezegd. Ik ben er zeker van dat Wally bij de tent stond. Wally, de zogenaamde vijand van Philippe. Dezelfde Wally ging er vannacht met het bootje vandoor. Ik hoorde hem praten. Het was dezelfde stem als bij de tent van Philippe.’
De ogen van Dominique schitterden. ‘Zou hij de buit van de overval bij zich hebben gehad?’
Dinand grijnsde breed. ‘Dus eindelijk geloof je me? Ik kan het aan je gezicht zien. Misschien had hij geld bij zich, misschien ook niet. Hij kan best als een soort bliksemafleider hebben gediend. Je hebt gehoord wat de inspecteur zei: “Nu kunnen we de blokkades op de wegen ook wel opheffen.” Als ik overvaller was dan wachtte ik daarop en dan liep ik gewoon met het geld over de brug.’
Dominique drukte haar handen tegen haar slapen en bewoog de vingertoppen alsof ze zich masseerde. ‘Toch vind ik het gek. Wally is de vriend van Toto en Toto is de zoon van de eigenaar van Le Magie. Zou Wally, samen met Philippe, de disco van zijn vriends vader overvallen?’
‘Het gaat om een lange jongen en een met lang haar. Wally heeft lang haar.’
‘Toch is het gek.’ Dominique keek met een ruk op. ‘Het is onzin,’ zei ze op stellige toon. ‘We bedenken pure kolder. Wally is discjockey. Hij draait de hele nacht platen. Denk je dat hij er even tussenuit kan om een overval op zijn baas te plegen zonder dat het opvalt?’
Dinand keek somber. ‘Het is een probleem,’ gaf hij toe. ‘Een groot mysterie, maar voor de meeste mysteries is een oplossing.’ Hij wees naar buiten. ‘De mist is weg. Het is mooi weer. Ik ga een ommetje maken.’
Dominique kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Wedden dat je bij de disco’s gaat kijken?’
Dinand lachte haar vriendelijk toe. ‘Reken maar. Ik vind vast wel iemand die me meer over de overval kan vertellen en die weet of Wally aan het werk was of dat hij zijn vrije avond had. Verzorg jij de pony’s, dan ga ik op speurtocht.’
‘Detective Dien,’ spotte Dominique. ‘Laat je maar niet oppakken. De politie van Cap d’Agde zit volgens mij gewoon op je te wachten.’

Dominique liet de pony’s uit de vrachtwagen en verzorgde ze uitgebreid. Ze ging zo in haar werk op dat ze bijna een sprongetje maakte van schrik toen ze een bescheiden kuchje hoorde.
‘Hallo,’ zei een vriendelijke stem.
Ze draaide zich met een ruk om en keek in het glimlachende gezicht van Philippe. De zanger had zijn pet niet op en zijn hoofd wiebelde als vanouds.
Dominique voelde zich rood worden van schaamte.
Hij is gewoon aardig, dacht ze. Niks overvaller. Hij is een te lange jongen met een wiebelhoofd en een mooie stem. Ik snap niet hoe ik die stomme Dinand heb kunnen geloven. ‘Dag,’ zei ze en ze had moeite om de bibber uit haar stem te weren.
Het hoofd van Philippe zwaaide voorover alsof het genoeg had van schudden. ‘Is er iets? Je gezicht is zo rood.’
‘Slaap,’ zei Dominique snel. ‘Ik heb te kort geslapen. De politie ging maar door.’
De straatzanger knikte. ‘Bij mij ook. Ze dachten dat ik een van de overvallers was.’ Hij grinnikte en stak zijn handen voor zich uit. ‘Moet je zien, ze trillen al als ik er alleen maar aan denk. Omdat een van de overvallers lang was dachten ze aan mij.’ Zijn gezicht vertrok. ‘Ik was blij dat Dinand me heeft horen snurken, vannacht, want anders hadden ze me meegenomen naar het bureau.’ Hij keek om zich heen. ‘Slaapt Dinand nog?’
‘Wandelt,’ zei Dominique. ‘Hij loopt een eindje rond. Hij is nieuwsgierig.’
Philippe ging op een kei zitten met zijn gezicht naar de zon. ‘Was ik ook. Ik ben naar Le Magie geweest, maar daar was niemand. Op een agent na, maar bij de politie kom ik niet in de buurt.’
‘Ik dacht dat je nooit meer bij de disco’s kwam? Je hebt toch ruzie met Wally en Toto?’
‘En nog een stel jongens,’ vulde Philippe aan. ‘Echte ruzie is het niet, maar als ze me dwars kunnen zitten dan zullen ze het niet laten.’ Hij wreef over zijn wang. ‘Het is nog gevoelig.’
‘Waarom zocht Wally je op, gisteren?’ vroeg Dominique, zo achteloos als ze kon.
‘Hij zocht me niet op. Tenminste, niet dat ik weet. Hij reed rond op die snorfiets van hem en hij zag me. Of misschien hoorde hij me. Als ik uithaal dan kun je me een paar honderd meter ver horen. De hoge tonen van mijn orgel klinken straten ver.’
Maar niet boven het geknetter van een snorfiets uit, dacht Dominique. ‘Heb je al gegeten?’ vroeg ze.
Philippe knikte. ‘In het café vlak bij de bioscoop. Er waren twee overvallers, zeiden ze daar. Een lange en een met te veel haar. Ze hadden skimutsen op, maar het haar van de ene kwam eronderuit.’
‘Was het geen meisje?’
De zanger keek geschrokken. ‘Hemeltje, niet aan gedacht. De politie had het over jongens. Of mannen. Zoveel meisjes die overvallen plegen zijn er niet, geloof ik.’
‘Hoe zijn ze binnen gekomen?’
Philippe haalde zijn schouders op. ‘Weet ik niet. Gewoon, als klanten, misschien. Het was druk vannacht. Iedereen kon naar binnen.’
‘Hoe konden ze bij het geld?’
‘Ik hoorde dat het in een ijzeren kistje zat dat in het kantoortje van Nocca stond, Toto’s vader, je weet wel. De twee zijn binnengedrongen, hebben het geld gepakt en zijn verdwenen via de uitgebrande bowlingbaan.’ Philippe keek haar aan. ‘Weet je dat er een verbinding was tussen de disco en de bowlingbaan? Nocca was eigenaar van allebei de zaken.’
Dominique verschoof iets tot ze vol in de zon zat en zuchtte diep. ‘Fijn, die warmte. Papa Nocca heeft wel pech. Eerst brandt een van zijn zaken uit en de nacht erna wordt hij beroofd. Hoeveel geld is er weg?’
‘Veel, zeggen ze. Het entreegeld was vijftig francs en daar komt het geld voor de drankjes bij. Ik hoorde dat er meer dan tachtigduizend francs is verdwenen.’
Tegen de dertigduizend gulden, rekende Dominique snel uit. ‘Hebben ze al een idee wie de dader is?’
Philippe pakte met omslachtige bewegingen zijn pet uit zijn achterzak en zette het hoofddeksel op. ‘Iets te veel zon,’ verklaarde hij. ‘Volgens mij heeft de politie geen idee. Ik hoorde iets over een bootje, maar niemand wist hoe het precies zat.’
Hij stond op. ‘Ik mag niet van het eiland af,’ zei hij. ‘Niet met mijn orgel in elk geval.’
‘Wij ook niet,’ zei Dominique somber. ‘Ze vertrouwen ons voor geen cent.’
‘Ik dek Dinand en Dinand dekt mij,’ zei Philippe. ‘Zolang dat zo blijft gebeurt ons niets. Ik ga bij de mini-kermis voor de jeugd staan zingen. Er is daar een grote rolschaatsbaan die druk wordt bezocht. Als ik geluk heb verdien ik toch nog wat. Ik denk dat er voor jullie ook wel iets te halen is.’
Hij zwaaide met zijn pet en liep met grote stappen weg. Aardig, dacht Dominique. Hij is aardig als hij praat, maar hij weet meer dan hij vertelt. Toen ik hem vroeg over het bezoek van Wally zag ik zijn gezicht vertrekken. En je moet knap hard zingen wil je boven een opgevoerde knalfïets uitkomen.
Ze drukte haar handpalmen tegen haar ogen en overdacht alles wat ze in de afgelopen uren had gehoord.
Stel, dacht ze, stel dat Dinand toch niet helemaal gek is en dat Philippe en Wally van de overval afweten, dan weet ik misschien wel waar het geld is verborgen. Ik snap alleen niet hoe een discjockey een overval kan plegen in de disco waarin hij aan het werk is.
Dat probleem werd radicaal opgelost toen Dinand terug was.
‘Wally werkte niet,’ zei hij plompverloren. Er was vannacht een bandje en daardoor was de toegangsprijs ook zo hoog. Normaal betaal je dertig francs, maar gisteren kostte het vijftig.’
‘Dus er was meer in kas dan normaal.’
Dinands gezicht was rood van opwinding. ‘Reken maar. Het was de beste avond voor een overval die je kunt bedenken. Er waren honderden bezoekers, hoorde ik.’ Dominique beet op haar duim. ‘Wally kan dus wel degelijk aan de overval hebben meegedaan.’
‘Natuurlijk heeft hij meegedaan,’ zei Dinand boos. ‘Geloof me nou maar. Doe niet zo eigenwijs. Ik heb gelijk, en dat weet je best.’
‘En nu? Wat wil je doen? Inspecteur Delonde inlichten?’
‘Absoluut niet. Ik wil niets met de politie te maken hebben. Als ik vertel wat ik weet dan zeggen ze dat ik het uit mijn duim zuig om mezelf vrij te pleiten. Ik ga op zoek naar Philippe en naar Wally.’
Dominique wees met een duim in de richting van de minikermis. ‘Philippe is bij de rolschaatsbaan. Hij zingt en speelt orgel. Als Wally de overval heeft gepleegd dan houdt hij zich vandaag heus wel rustig. Hij gaat op het strand liggen, of zo, en hij beweegt zich niet.’
‘Maar dan kunnen we dus niets doen,’ zei Dinand verslagen.
Dominique lachte hem vriendelijk toe. ‘We kunnen wél iets doen. Jij bent niet de enige met ideeën. Ik heb er ook wel eens een paar. Vooruit, jij. Haal extra voer voor de pony’s. We moeten ervandoor, maar we kunnen niet alle vier de dieren meenemen.’
Dinand begreep er niets van. ‘Wat gaan we dan doen?’
‘We gaan het gestolen geld halen,’ zei Dominique, ‘dat gaan we doen. En de politie kan barsten. Als wij dit eiland af willen dan gaan we eraf.’