13. Vreemde tochten door Cap d’Agde en een bange Wally

‘Dus jij denkt dat het geld in het afgebrande huis ligt vlak bij de zee?’ Dinand keek of hij zijn oren niet kon geloven. ‘Zomaar in een huis waar iedereen kan komen?’
‘Niet zomaar, sufferd. In die geheime bergplaats boven de open haard, daar heb ik je toch al over verteld?’
‘Ik geloof er niks van. Je kunt net zo goed een gat in het duin graven en de kist met geld erin stoppen.’
‘Kun je doen. Je kunt ook een stuk uit een rots hakken, of een boom uithollen. Maar waarom zou je je inspannen als je een pracht van een geheime bergplaats hebt, kilometers van de plaats waar de overval is gepleegd?’
‘Tja,’ zei Dinand.
Dominique knikte. ‘Wat je zegt. “Tja”. Jij bent ervan overtuigd dat Wally bij de overval betrokken is en ik heb Wally gisteren in het afgebrande huis gezien. Wat kwam hij er anders doen dan de bergplaats controleren?’
‘Tja,’ zei Dinand weer. ‘Het is wel gokken.’
‘Het is ook gokken als je zegt dat Philippe een overvaller is. Je noemt een heleboel kleine dingetjes, maar als we daarmee naar inspecteur Delonde gaan dan lacht hij ons het bureau uit. Schoenen voor de tent, stemmen in een soort droom, je moet er eens mee aankomen bij de politie. Bovendien moet je nog uitkijken ook, want je hebt vannacht zelf beweerd dat Philippe in zijn tent lag te snurken en als je nou vertelt dat hij een overvaller is dan komt onherroepelijk de vraag hoe iemand kan snurken en tegelijk een overval kan plegen.’
Dominique keek naar de lucht. ‘Moet je zien, strakblauw. We kunnen niet weg met de Saviem, want dat valt veel te veel op, maar we kunnen wel met een paar pony’s als we handig zijn. We nemen een vrije dag en gaan naar de prairie en naar de duinen; gewoon een beetje rondkijken. En als we daar tegen een kist geld aanlopen dan hebben we mazzel. Hoe vind je dat? In de benen, jij. We zetten water klaar voor de Shetlanders en we nemen de Foresters mee.’
‘O, nee,’ zei Dinand. ‘Ik ga op de Honda. De paden door de prairie zullen nu wel opgedroogd zijn en een pony kan er een snorfiets niet bijhouden. Mijn MT5 kan dat wel. Met gemak. Ik heb dagenlang bijna niet op mijn brommer gereden en ik heb niet voor niets gisteren de tank volgegooid.’
Dominique trok aan haar onderlip. ‘Toch heb ik het gevoel dat we twee pony’s mee moeten nemen. Ik ga op Schimmel en laat Atkin de waterzakken en een zak brokken dragen. Als het aankomt op rennen door mul duinzand dan zijn de Foresters veel meer waard dan die mooie, opgevoerde bromfiets van jou.’

Nadat de Shetlanders verzorgd waren kwam Dominique met een nieuw probleem.
‘Philippe staat bij de mini-kermis voor de jeugd,’ zei ze.
Dinand knikte. ‘Nou, en? Laat hem maar lekker zingen.’
‘Allicht, maar de mini-kermis is vlak bij de brug en hij kan ons zien vertrekken.’
‘En ons achterna gaan, bedoel je.’ Dinand keek peinzend. ‘Ik ben banger voor de politie dan voor Philippe.’
Dominique keek geschrokken. ‘Waarom? Denk je dat inspecteur Delonde ons in de gaten houdt?’
‘Laat houden. Hij zal het vast niet zelf doen. Delonde weet niet zeker of ik wel of niet met de overval te maken heb. Als ik hem was dan stuurde ik iemand die kijkt waar we blijven. En waar Philippe blijft.’
‘Juist,’ zei Dominique. ‘Dat betekent dat we een list moeten bedenken, want ik wil niet dat iemand ons naar het huis volgt.’ Ze keek om zich heen. ‘Wat een akelig idee eigenlijk, misschien ligt er wel een rechercheur op zijn buik achter die afvalheuvel daar naar ons te loeren.’
Dinand grinnikte. ‘Dan treft hij het niet. Het stinkt er.’ Hij stootte zijn zuster aan. ‘Laten we ons eerst concentreren op Philippe. Als jij naar hem toe loopt en hem aan de praat houdt, rij ik op mijn Honda van het eiland af. Als Philippe me toch ziet dan zeg je maar dat ik boodschappen ga doen. Voor een politieman ben ik niet bang, want in de vakantiedorpen met al die kleine paden en straatjes houdt niemand me bij. Ik maak een reusachtige omweg en rij naar de prairie.’
‘En ik dan?’
‘Jij wacht tot ik weg ben en gaat dan met de Foresters op pad. Negeer Philippe en doe kalm aan. Ga via de vakantiedorpen en zorg dat je bij de prairie komt op een plaats die een paar kilometer van het uitgebrande huis ligt. Een knappe politieman die je kan volgen door die woestenij. Als je iemand op een brommer of een fiets ziet, rij je naar het duingedeelte. Het is hard trappen als je een pony wilt bijhouden in mul zand!’
Dominique lachte kort. Arme rechercheur. Ik ben klaar hier. Pak de Honda en wacht tot ik bij Philippe ben.’

De straatzanger had niet zijn meest gelukkige ochtend. Hij stond voor de grote rolschaatsbaan en was omringd door kinderen die allemaal schaatsen om hun hals hadden hangen. Ze zongen uit volle borst mee. Omdat ze de teksten van de liedjes maar voor een deel kenden, waren er veel eigen vindingen bij en het geheel klonk allerellendigst.
‘Geld geven doen ze niet,’ verzuchtte Philippe toen Dominique naast hem stond. ‘Het is niks, vandaag.’ Hij gaapte luidruchtig. ‘Mijn stem is bovendien niet in orde. Dinand heeft echt te veel knoflook en ui gebruikt, gisteren. Mijn keel is elke keer hartstikke droog en dat zingt niet lekker.’ Dominique ging zo staan dat de zanger met zijn rug naar de weg stond. Ze hield hem aan de praat tot Dinand de brug over was en zag dat een man een eindje achter hem aan holde.
Een politieman, dacht ze. De brug wordt bewaakt. Ik hoop dat het me lukt om met de pony’s weg te komen.

Ze liep terug, zadelde Schimmel en reed weg, terwijl ze Atkin aan een touw met zich meevoerde. Toen ze bij de rolschaatsbaan was keek ze zorgvuldig om zich heen. Philippe was in geen velden of wegen te bekennen, maar de politieman stond nog steeds op de brug.
Dominique haalde diep adem en voelde rillingen over haar rug lopen toen ze langs hem reed.
Hij zegt niets, dacht ze opgelucht. Ik was al bang dat ik Schimmel de sporen zou moeten geven.
Aan de andere kant van de brug boog ze zich naar Atkin en deed of ze een van de waterzakken verschoof. Ze keek snel onder haar arm door en zag dat de man weer naar het midden van de brug was gelopen.
Kijk maar goed, dacht ze. Je zult heel wat mensen nodig hebben als je me wilt laten volgen.
Ze reed door tot ze bij een grote rotonde kwam en ging daarna, via een langgerekte parkeerplaats, met een grote omweg weer terug naar de haven.
Ze liet de pony’s in hun eigen tempo lopen en zat ontspannen in het zadel. Het was heerlijk najaarsweer en tientallen toeristen wandelden in de meest buitenissige vakantiekledij langs het water.
Toen ze bij een smal straatje kwam waar geen auto door kon stapte ze af. Ze nam beide teugels beet en trok de Foresters met zich mee. Ze stak de doorgaande weg over en liep een van de vele vakantiedorpen in.
De wegen waren smal en bochtig en ze was er na een poosje van overtuigd dat ze niet werd gevolgd door een agent in een auto of op een motor.
‘Mooi,’ mompelde ze. ‘Het kan zijn dat een rechercheur me lopend volgt, maar als dat zo is dan krijgt hij een warm kwartiertje.’
Ze wandelde rustig door tot ze aan de noordkant van Cap d’Agde was en sprong toen op de rug van Schimmel.
‘Zet ’m op,’ zei ze, terwijl ze een rukje aan de teugel gaf.
De Forester reageerde meteen op haar stem en draafde de weg af, gevolgd door Atkin die bijna automatisch het voorbeeld van Schimmel volgde.
De hoeven kletterden op het asfalt en iedereen die op de been was keek haar na, maar niemand rende achter haar aan.
Een rechercheur die wil weten waar ik ben, kan mijn spoor volgen door de toeristen in de vakantiedorpen te ondervragen, dacht Dominique, terwijl ze Schimmel bleef aansporen. Snel gaat dat niet en voor hij snapt wat ik van plan ben zit ik al diep in de prairie.

Dinand had het eenvoudiger dan Dominique. Hij hoefde geen pony mee te voeren en zijn bromfiets viel een stuk minder op dan de Foresters. Hij wist bovendien dat hij een stuk sneller was en dat hij zich niet hoefde te haasten.
Hij reed naar de noordkant van de haven en zette de Honda bij een klein winkelcentrum. Op zijn gemak wandelde hij langs de tientallen winkeltjes en restaurants en bij een groot reclamebord waarop tochten op zee aangekondigd stonden, kocht hij een ijsje.
Zittend op de kaderand likte hij aan zijn ijs, terwijl hij zorgvuldig om zich heen keek. Hij had niet de indruk dat hij werd gevolgd, maar het was moeilijk daar zekerheid over te krijgen in dit wandelgebied met zijn honderden toeristen.
‘Ik kom er wel achter,’ mompelde hij, terwijl hij ijs weglikte dat langs zijn vingers droop. ‘Ik zal straks eens een leuke route bedenken. Zie ik nog iets van dit dorp ook.’
Hij sjokte naar de Honda en begon aan een tocht die er mocht zijn.
Hij reed tientallen wijken door met wisselende snelheid en gaf vol gas toen hij bij de prairie was. Met een snelheid van meer dan zestig kilometer hotsebotste hij over de smalle paden. Hij zorgde ervoor dat hij ver van het uitgebrande huis de duinenrij bereikte en stapte toen met een bezweet gezicht af.
Hij trok de MT5 achter een heuvel en kroop naar de top. Tien minuten lang keek hij om zich heen en pas toen was hij ervan overtuigd dat er niemand achter hem aankwam. Waarschijnlijk was het allemaal voor niets, dacht hij. Zo belangrijk ben ik ook weer niet. Afijn, nu weet ik het zeker.
Hij zette de bromfiets op slot en liep rustig naar het huis.
Hij hield een beetje rechts aan waardoor hij Dominique op zou kunnen vangen voor ze het huis bereikte en liet zich opnieuw op het lauwe zand neervallen.
Hij had trek in eten en merkte dat zijn keel weer droog was.
Stom, dacht hij. Eigen schuld. Had ik maar geen ijs moeten eten. Van ijs krijg je dorst. Zou hier water zijn?
Hij schudde nijdig zijn hoofd. Natuurlijk was er geen water. Geen drinkwater in elk geval. Hij zou dorst moeten lijden tot Dominique arriveerde met de waterzakken.
‘Schiet op, Niek,’ mopperde hij. ‘Het is warm en dat is meegenomen, maar verder is hier niets te beleven.’
Drie minuten later merkte hij dat hij zich had vergist.

Hij hoorde het geknetter al van grote afstand en kroop zo vlug hij kon naar de top van het duin. Voor hem lag een groot, tamelijk vlak deel van de prairie en hij zag de snorfiets van grote afstand naderen.
Hij zag ook wie erop zat.
‘Wally,’ zei hij. ‘Hij heeft zijn elastiekje vergeten en zijn haar wappert haast horizontaal. Ik wou dat Niek er was. Wat wil die vent?’
Hij drukte zijn hoofd tegen het zand toen de discjockey langs hem reed en zette het op een hollen. Het was hem duidelijk waar Wally heen wilde en hij wilde er zijn voor de jongen met de buit van de overval zou kunnen vertrekken. Zwoegend door het zand, met zijn tong uit zijn mond, rende hij over de duinen. Vlak bij het huis liet hij zich vallen en een minuut lang lag hij op zijn rug, terwijl de adem door zijn keel gierde.
Zwaar ademend rolde hij zich om en voorzichtig kroop hij verder.
Hij was er zeker van dat de disjockey in het huis zou zijn en hij gaf bijna een kreet van schrik toen hij over het laatste duin keek en het achterwerk van Wally in zijn richting zag komen.
Hij kruipt, dacht Dinand, terwijl hij achteruit deinsde. Hij kruipt achterwaarts bij het huis vandaan. Hoe kan dat nou? Hij keek voorzichtig langs een pluk droog gras op de top van het duin en zag dat de discjockey zijn koers had verlegd. Hij kroop niet langer, maar liep gebukt naar het hoge hek waartegen zijn snorfiets stond.
Hij heeft niets bij zich, dacht Dinand. Zou hij de buit hebben gebracht in plaats van gehaald? Maar dan zou hij toch niet zo schichtig hoeven doen?
Hij zag dat Wally bij zijn snorfiets bleef staan aarzelen. De discjockey deed een paar stappen in de richting van het huis, bleef staan, draaide zich om, liep naar de brommer, ging terug richting huis, bleef weer staan.
Dinand moest erom grinniken. Het lijkt wel ijsberen, dacht hij. IJsberen op een zomerdag. Er moet iets in het huis zijn waar hij bang voor is.
Het duurde lang voor Wally een besluit nam. Hij pakte zijn snorfiets en reed langzaam een eind weg. Toen hij de afstand groot genoeg vond gaf hij gas en scheurde hij het pad af alsof hij werd achtervolgd door boze dromen.

Dinand ving Dominique op toen ze nog een heel eind van het huis was en het eerste wat hij deed was drinken. Hij pakte een waterzak en nam zulke grote slokken dat straaltjes via zijn mondhoeken in zijn hals liepen.
‘Lekker,’ zei hij. ‘Wat had ik een dorst.’
Dominique pakte de waterzak. ‘Het drinken is voor de Foresters. Zij hebben het harder nodig dan jij.’
‘Geloof het maar niet,’ zei Dinand snel. ‘Ik heb het nodig tegen de schrik.’ Hij vertelde over het vreemde gedrag van Wally en zag dat Dominique onrustig werd.
Ze stapte af en wees naar Atkin. ‘Pak de brokken,’ beval ze. ‘De Foresters moeten drinken en eten. Daarna binden we ze vast aan een struik en lopen we naar het huis. Ik wil weten wat er aan de hand is. Weet je zeker dat Wally zonder geldkist wegging?’
Dinand knikte. ‘Heel zeker. En hij kwam ook zonder kist.’
‘Vreemd,’ zei Dominique bezorgd. ‘Schiet op. Ik wil naar het huis.’
Het duurde een kwartier voor ze bij het uitgebrande huis waren en daarna nog vijf minuten voor ze begrepen waar Wally van was geschrokken.
‘Een vent,’ fluisterde Dominique. ‘In de kamer ligt een vent.’
‘En hij is groot ook. Hij snurkt. Volgens mij is hij dronken, kijk maar naar de flessen.’
‘Ik kan me voorstellen dat Wally het niet alleen tegen hem durfde opnemen.’
Dinand gromde zacht. ‘Wij zijn met ons tweeën en wij durven alles. Kom op, Dien.’