15. Een straatzanger in nood en een verrassing

Dinand was, nadat hij Toto en Wally bij hun kapotte snorfietsen had achtergelaten, in een bovenstebeste bui teruggegaan naar het uitgebrande huis. Hij zag net op tijd dat er mensen binnen waren en grinnikte toen hij bedacht hoe hij ze snel naar buiten kon krijgen.
Hij ging breeduit staan en schreeuwde uit volle overtuiging: ‘Dominique, ben je daar? Ik heb Wally en Toto te pakken.’ Als dat niet helpt dan helpt niets, dacht hij en hij wachtte vol spanning af welk effect zijn woorden zouden hebben. Het was niet mis, zag hij. Als een pijl schoot een grote man naar buiten, een seconde later gevolgd door Philippe. Dinand trok zijn pony een halve slag om en gaf haar met de vlakke hand een tik op een bil. De Forester sprong vooruit en Dinand zag grinnikend dat hij uitliep.
Het wordt een spelletje, dacht hij. Eerst heb ik twee snorfietsers weggelokt van het huis en nu doe ik hetzelfde met hardlopers. Ik kan me wel verhuren als de mensenlokker van Le Cap.
De grote man achter hem schreeuwde en zwaaide met een vuist, terwijl hij door het mulle zand maalde. Philippe liep een eindje achter hem. Hij trok bij elke stap zijn benen veel te hoog op waardoor hij eruitzag alsof hij door hoog water waadde.
Dinand reed een stukje over het smalle pad en hij was vlak bij de eerste bocht toen hij nog iemand het huis uit zag komen. Hij gaf geschrokken een ruk aan de teugel en ging bijna achterstevoren zitten.
Was dat...
Het was onmiskenbaar Dominique en ze gedroeg zich op een heel bijzonder manier.
Ze rende achter Philippe en de grote man aan en ze schreeuwde zo hard dat ze aan het andere einde van de camping te horen moest zijn.
‘Stop, kluns. Deze kant op. Niet weglopen.’
Ze bedoelt mij, dacht Dinand. Wat wil ze nou? Dat ik vlak langs die kwade vent loop? Maar dan pakt hij mij toch? ‘Terug,’ brulde Dominique weer. ‘Ik weet wie de baas is.’
De laatste zin had een bijzondere uitwerking op iedereen die voor haar liep.
Dinand gaf een ruk aan de teugel en bleef met open mond zitten.
Philippe kwam zo plotseling tot stilstand dat het leek of hij tegen een muur was gelopen en hij bleef stokstijf staan terwijl zijn hoofd harder wiebelde dan ooit.
De grote man remde af met zijn hakken in het zand, keek naar het huis, gaf een schreeuw en liep ineens, zo hard hij kon, naar het pad dat naar de vakantiedorpen leidde. Dinand reed naar het huis en zag dat de straatzanger nog steeds doodstil stond. De angst was van zijn gezicht af te lezen en zijn ogen waren rond als stuiters. Zijn hoofd wiebelde en de rest van zijn lichaam trilde als een riet.
Toen Dinand vlak bij hem was, kwam hij in beweging. Hij gaf een kreet en stormde het duin in.
Dinand haalde zijn schouders op.
Iedereen is gek, dacht hij. Moet ik nu iemand achtervolgen of niet, en waarom staat Dominique nou weer te wijzen?
Hij zag dat zijn zuster naar de wegrennende straatzanger wees.
‘Hem moet je hebben,’ riep ze.
Dinand liep naar het huis. ‘Stap maar op,’ zei hij. ‘Samen hebben we Philippe zo te pakken. Wat stond je nou te schreeuwen?’
Dominique sprong op de Forester. ‘Ik wilde niet dat je weg zou rijden met die twee achter je aan. Die grote vent is de baas. Ik weet wie hij is.’
Dinand voelde zijn mond open vallen en bleef secondenlang roerloos zitten. ‘Wat moeten we dan met Philippe? Die vent is een heel andere kant op.’
‘Die vent kan barsten,’ snauwde Dominique. ‘Ik weet wie hij is en waar hij woont, maar een paar dingen weet ik nog niet en die kan Philippe ons vertellen. Hem moeten we hebben. Meteen.’

Ze reden naar de top van een duin en zagen Philippe met zwaaiende armen door het zand ploeteren.
‘Jij rechts, ik links,’ beval Dominique. ‘We sluiten hem in en rijden om hem heen tot hij zich overgeeft.’
Het was een werkje van niets. De straatzanger hoorde hen pas toen ze al vlakbij waren en hij probeerde drie keer aan hen te ontkomen. Alle keren werd hij na enkele seconden ingehaald door een pony die vlak langs hem liep. Toen hij inzag dat het achtervolgen voor Dominique en Dinand niet meer dan een spelletje was, gaf hij het op.
Hij plofte neer in het zand en bleef zwaar ademend zitten met een gezicht alsof hij elk ogenblik in huilen kon uitbarsten.
Dominique stapte af en liep rustig naar hem toe. Ze wenkte Dinand en zei vriendelijk: ‘Ha, die Philippe. Hoe is het ermee?’
De zanger keek haar aan, maar zei niets. Zijn onderlip bibberde en zijn ogen stonden bang.
‘Ik lag op het plafond boven de kamer met de open haard,’ ging Dominique verder. ‘Ik heb jou gezien en ik heb de baas gezien. Ik weet wie hij is. Ik weet ook waar het geld is.’ Ze keek snel naar Dinand die aan de andere kant van de zanger was gaan zitten. ‘Ik heb het geld uit de geheime bergplaats gehaald en het verstopt.’
Philippe slikte hoorbaar en hij bewoog zijn mond een paar keer alsof hij zijn spieren op gang wilde helpen. ‘J ... jij?’ zei hij.
‘Ik,’ zei Dominique. ‘Ik weet bijna alles, maar mijn broer loopt nog een beetje achter en jij kunt hem inlichten. Jij mag het vertellen. Wie is de baas?’
Philippe deed zijn mond open en klapte vervolgens zijn tanden op elkaar.
‘Nee,’ zei hij gesmoord.
‘Ja,’ zei Dominique. ‘De baas is groot en sterk. Hij lijkt als twee druppels water op zijn zoon.’
‘Toto,’ zei Philippe zacht.
Dominique keek stralend naar Dinand. ‘Precies,’ zei ze. ‘De baas lijkt sprekend op Toto en dat is geen wonder, want hij is de vader van Toto. Degene die de overval heeft bedacht is disco-eigenaar Nocca.’
‘Ga weg,’ zei Dinand.
‘Ja,’ fluisterde Philippe.

‘Ik zal vertellen wat ik weet,’ zei Dominique. ‘De overval was geen echte overval en de brand geen echte brand.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, dat is niet waar. De bowlingbaan is uitgebrand en dat was hartstikke echt. De overval is er ook geweest, alleen was alles vantevoren afgesproken. Het verbaasde me al dat niemand vannacht heeft gesproken over wapens. Bij de meeste overvallen zwaait iemand met een pistool of zoiets, maar niet bij deze. Aan de overval op Le Magie kwam geen pistool te pas, nog geen pennemesje.’ Ze gaf Philippe een tikje met haar voet. ‘Zit Nocca financieel aan de grond?’ vroeg ze.
De straatzanger knikte. ‘Hij had het gebouw met de bowlingbaan gekocht, maar de zaken gingen slechter dan hij had verwacht.’
‘En daarom liet hij de baan in de fik steken?’
Philippe schudde zijn hoofd. ‘Nee. De bowlingbaan moest heel blijven. De disco moest in de brand. Maar wij ...’ Hij hapte naar adem. ‘Ze staken het vuur verkeerd aan.’
Dinand stoof op. ‘Je zei “wij”. Jij was er ook bij. Je bent ’s nachts wel degelijk weggeweest, precies zoals ik dacht.’
De zanger keek schuldig. ‘Ik was erbij, met Wally en Toto. Ik wist ook van de overval. Jij was mijn alibi. Ik was blij toen ik jullie in Bziers zag en jullie met me mee wilden. We moesten de brand aansteken in Le Magie, maar Toto deed stom en liet de tussendeur naar de bowlingbaan openstaan. Blijkbaar stond er tocht en de vlammen trokken naar de baan in plaats van naar de disco.’
‘Waarom wilde Nocca de zaak in de fik hebben?’ vroeg Dominique rustig. ‘Om de verzekering op te lichten?’ Philippe knikte zo hard dat Dinand bezorgd naar zijn nek keek. Als-ie maar niet breekt, dacht hij.
‘De verzekering,’ zei Philippe. ‘Daar draaide het om. De zaken van Nocca gingen slecht en Le Magie was hoog verzekerd en het bowlingcentrum niet. Hij wilde dat Le Magie zou uitbranden. Dat lukte niet, maar door de brand in het bowlinggebouw werden zijn problemen nog veel groter. Toen bedacht hij de overval.’
Dominique gaf hem een duw. ‘Je liegt,’ zei ze.
‘Nietes,’ zei Philippe en hij keek weer bang.
‘Welles,’ zei Dominique. ‘Jij bedacht het plan. Je bent slim. Dat hele verhaal van jou over ruzie tussen de kermisexploitanten en de eigenaars van de disco was onzin. Het meeste van wat je ons vertelde was flauwekul. Jij bent de fantast van het groepje, daarom mocht je ook meedoen. Wally, Toto en Nocca kunnen echt wel overvallertje spelen zonder dat ze je nodig hebben. Jij was er voor de ideeën. Philippe de onschuldige zanger. Wedden dat jij dat gedoe met die motorboot bedacht?’
‘Ja,’ zei de straatzanger en hij boog zijn hoofd zo diep voorover dat hij bijna de grond raakte. ‘Ik maakte Dinand wakker met een smoesje en ik gokte erop dat hij Wally zou horen die samen met een kennis de boot zou aanleggen. Dinand moest getuigen dat ik nergens van wist. Daarom was ik ook zo blij dat hij in mijn tent wilde slapen.’
‘Waar je bezoek kreeg van Wally,’ zei Dinand. ‘Ik hoorde hem praten. Het duurde lang voor ik me herinnerde wat hij zei, maar door dat bezoek kregen we in de gaten dat jij meer bent dan een zanger.’
‘Ik heb geld nodig voor de winter,’ zei Philippe. ‘Vorig jaar heb ik niets verdiend omdat ik een been had gebroken. Deze zomer heb ik een tijd in het ziekenhuis gelegen omdat ik longontsteking had. ’s Winters verdien je als zanger minder dan ’s zomers en ik ben te lang in het ziekenhuis geweest om te kunnen sparen.’
Dominique haalde haar neus op. ‘Jij had geld nodig. Nocca had geld nodig. Iedereen heeft geld nodig. Alleen wil niet iedereen het verdienen door brandstichting en door het beduvelen van vrienden. Ik dacht dat je onze vriend was, maar dat was een misverstand. Inspecteur Delonde had Dinand bijna meegenomen naar het bureau.’ Ze wees naar de zanger en maakte een gebaar. ‘Smeer ’m.’
Philippe bewoog geen vin. ‘Wat?’
‘Smeer ’m. Duvel op. Maak dat je weg komt. Ben ik duidelijk genoeg?’
‘Maar ...’
Dominique zuchtte diep. ‘Ik ga straks Delonde bellen,’ zei ze. ‘Ik vertel hem over Nocca en over Toto en Wally. Ik zeg niets over jou. Door jou zijn we op het preteiland gekomen en dank zij jou hebben we gisteren dik verdiend. Waarschijnlijk zal Nocca je verraden, maar dat is mijn zorg niet. Je kunt in Cap d’Agde blijven of je kunt ervandoor gaan, je bekijkt het maar. Als je maar zorgt dat ik je niet meer zie. Daarom zeg ik: duvel op.’
Met houterige bewegingen kwam Philippe in de benen.
‘Dank je,’ zei hij schutterig. ‘Dank je wel.’
‘Duvel op,’ zei Dominique en ze keek langs hem heen of hij niet bestond.

‘Je bent gek,’ zei Dinand toen Philippe was verdwenen.
‘Ik ben slim,’ zei Dominique.
‘Hij gaat Nocca waarschuwen,’ zei Dinand.
‘Zal me een zorg zijn,’ zei Dominique. ‘Als Nocca hem smeert dan heeft inspecteur Delonde extra werk. Dan doet hij tenminste iets voor de kost. Tot nu toe hebben we zijn werk opgeknapt.’ Ze wees naar de pony’s. ‘Kom mee, we gaan je Honda halen en het geld en daarna heb ik heel misschien nog een verrassing.’
Dinand haalde zijn schouders op. ‘Een zus vol verrassingen,’ mompelde hij. ‘Ik heb een toverzus.’ Hij vroeg niets, maar reed rustig achter Dominique aan die koers zette naar de plaats waar ze het kistje met geld had begraven.
De verrassing bestond uit een telefoontje met inspecteur Delonde. Het leek aanvankelijk onmogelijk om hem aan de lijn te krijgen, maar toen Dominique zei dat ze een brand en een overval had opgelost werd de politieman in allerijl opgetrommeld.
‘Wat is dit voor waanzin,’ vroeg hij kwaad. ‘Waar hang jij uit?’
‘Ik ben in een vakantiedorp,’ zei Dominique snel, ‘en ik heb haast. Ik zal u het hele verhaal vertellen, maar ik heb één vraag. Is er een beloning uitgeloofd voor het oplossen van de brand en de overval?’
De stem van Delonde klonk argwanend. ‘Hoe kom je daar zo bij?’
‘Ach,’ zei Dominique. ‘Zoiets lees je vaak in de krant en ‘…”"
Niks voor de brand,’ zei Delonde kortaf, ‘wel voor de overval. De verzekering looft tienduizend francs uit voor inlichtingen die leiden tot arrestatie van de daders.’
‘Arresteer dan maar gauw,’ zei Dominique. ‘Pa Nocca, zoon Toto en vriend Wally. Pa is onderweg naar huis, denk ik. Toto en Wally dolen door de prairie, treurend om hun vernielde snorfietsen.’
Ze vertelde het hele verhaal aan een steeds enthousiaster wordende inspecteur en toen ze de hoorn neerlegde had ze een rood gezicht van spanning.
‘Hij gaat erachteraan,’ zei ze. ‘We moeten in Cap d’Agde blijven tot hij ons verhaal op papier heeft, maar het staat vrijwel vast dat we morgen weg mogen.’ Ze keek glunderend naar haar broer. ‘Tienduizend francs beloning,’ zei ze met een stem die trilde van opwinding. ‘Tienduizend. Nu kunnen we de hele winter voer kopen en benzine en ... en alles.’
Dinand trok haar mee.
‘Tienduizend min een paar honderd,’ zei hij.
Dominique bleef met een ruk staan. ‘Waarom?’ vroeg ze. ‘Waarom: min een paar honderd?’
Dinand grinnikte. ‘Ik moet nog nieuwe kleren kopen voor Philippe,’ zei hij. ‘Bij de brand heb ik de zijne vernield, weet je wel.’
Dominique grijnsde breed. ‘Als we hem ooit weerzien. Ik denk dat hij zijn orgel ophaalt en naar de andere kant van Frankrijk trekt. Vergeet die paar honderd francs maar.’ Ze glunderde. ‘Tienduizend, Dien. Meer dan we ooit hebben gehad.’