Het leven in Guam
Mijn moeder zou mijn uitweg zijn. Of ze het nu wist of niet, zij was de oplossing voor al mijn problemen. Ik dacht dat alles wel goed zou komen bij haar en John. Hoe zou het ooit erger kunnen zijn dan mijn oude situatie?
Maar vanaf het moment dat ik hun kleine huisje binnenstapte, was alles weer net zo als in hun wittebroodsweken. We woonden in een kleine compound van de luchtmacht, maar ik zag ze nauwelijks. Het appartement was een maisonnette en er woonden twee lawaaiige rottweilers naast ons. Er stond een gigantische cactus voor de voordeur. Gekko’s en hagedissen kropen door de tuin. Het huis had een grote, overdekte veranda. Er waren mooie woonkamers en eetkamers en mijn slaapkamer lag aan de rechterkant.
Het was niet echt een heuglijk weerzien tussen mij en mijn moeder. Een van onze eerste gesprekken ging over mijn bekkenontsteking. Ik had mijn medische dossiers meegebracht om ze aan haar te laten zien. Ik wilde zo graag dat ze begreep wat ik had doorstaan. Ik dacht dat ze misschien voor deze ene keer een serieuze moeder voor me zou kunnen zijn. Misschien kon ze iets doen of zeggen om me te helpen, zodat ik me wat beter zou voelen. Misschien kon ze een en een optellen en mijn geheim ontrafelen. Ik kon bij niemand anders terecht, dus het was een poging waard.
Maar ze was verre van meevoelend. Erger nog, ze werd zelfs boos op me.
Ze bladerde door mijn dossier. ‘Stacey, het schokkendste van dit alles is nog wel dat je aan seks doet!’ zei ze schril.
Het kon haar niet schelen hoeveel pijn ik had geleden. Ze ging niet eens in op het feit dat ik haar nooit een kleinkind zou schenken. Het enige waarmee ze zat was dat ik seks voor het huwelijk had gehad.
Ze bleef maar preken en preken over seks. Ze was duidelijk ontevreden over me. Ze hakte zo op me in dat ik me terugtrok. Ik gaf het op.
Ze begreep er duidelijk niets van en het was zonneklaar dat ik niet de steun zou krijgen die ik nodig had. Om de boel te sussen en van onderwerp te veranderen zei ik dat ik maar één keer met een man naar bed was geweest. Ze vond het nog steeds maar niks, maar ze ging er niet op door.
Dat gesprek was helemaal verkeerd verlopen. Aan een stenen muur had ik nog meer steun kunnen hebben dan aan mijn moeder. Ik was woedend op haar en haar harteloze gedoe. Ik was ook teleurgesteld en diepbedroefd.
Van al die tijd die ik op Guam doorbracht, heb ik in totaal misschien vier uur met mijn moeder doorgebracht. John zag ik nog net iets vaker. Hij kwam elke middag om twee uur uit zijn werk. Dan liep hij regelrecht naar zijn slaapkamer en sloot zich daar op. Ik vond hem wel aardig, geloof ik. Maar hij deed niet echt hartelijk tegen me.
Ik denk dat hij het gevoel had dat ik hem probeerde te verleiden. En misschien was dat ook wel zo, op een vreemde manier. Als het al zo was, kwam het doordat ik verwachtte dat alle volwassen mannen in mijn omgeving me wilden aanranden. Alle mannen die ik kende – behalve mijn vriend Tom W. – hadden me op de een of andere manier teleurgesteld. Ik dacht er niet bij na, maar ik droeg in huis een T-shirtje dat net tot mijn navel kwam met een klein model boxershort eronder. In mijn ogen was dat geen sexy kleding, het zat gewoon lekker licht en makkelijk in het bloedhete klimaat van Guam. Later ontdekte ik dat John tegen mijn moeder had gezegd dat ik wat meer aan moest trekken als hij thuis was. Hij vond mijn boxershort niet erg gepast. Intussen hield ik hem met argusogen in de gaten, hoewel hij daar geen aanleiding toe gaf. Ik deed bot tegen hem, alleen maar omdat hij een man was.
Dat botte gedrag hield een boodschap in, namelijk: blijf uit mijn buurt en val me niet lastig. Tegelijkertijd verwachtte ik dat hij met me naar bed wilde. Ik verwachtte ongepast gedrag van hem. Terwijl al snel bleek dat ik niets te vrezen had. John was de enige volwassen man uit mijn jeugd die geen pedofiel was. Hij was een fatsoenlijke vent. Dat besefte ik alleen niet en ik begreep niets van gezonde seksuele grenzen.
John was nogal militaristisch en ontzettend streng. Het leven beviel me dus maar matig bij hem. Ik kwam uit een huis waar ik zo ongeveer de baas was en waar ik in negen van de tien gevallen kon doen wat ik wilde. Toen belandde ik bij John, waar de bedden moesten worden opgemaakt met militaire precisie en het huis moest blinken als een spiegel. Hij klaagde bijvoorbeeld over mijn strijkgewoonten. Ik liet de strijkbout – op zijn kant, natuurlijk – urenlang staan zodat ik heen en weer kon lopen met mijn strijkgoed. Dat vond hij gevaarlijk. Ik bleef maar vergeten het strijkijzer uit te zetten, dus uiteindelijk mocht ik het helemaal niet meer gebruiken van hem.
Ik had een auto nodig. Ik zat thuis opgesloten in een tropische leegte. Ik had maar vier weken op school gezeten. Op Guam gaan de meeste Amerikaanse jongeren naar een privéschool. Maar ik zat op de Simon Sanchezschool, waar ik werd beschouwd als een ‘haole’ (uitgesproken als ‘haulie’). Dat was hun racistische benaming voor onbeduidende blanke buitenlanders. De plaatselijke jongeren hadden hun eigen kliekjes, waar haoles niet tussen kwamen. Sommigen waren echt vals. Er werd flink gepest op de openbare scholen op Guam en de leraren lieten het oogluikend toe. Ze vonden dat de jeugd dat onderling maar moest uitvechten. Daardoor was het niet ongebruikelijk dat je als blank meisje geregeld in elkaar geslagen werd.
Ik keek uit naar andere Amerikaanse jongeren, maar er waren er niet veel. Die zaten al in hun eigen kringetje en ze maakten geen plaats voor mij. Het was al halverwege het laatste schooljaar, dus waarom zouden ze? Ik begon al mijn vrienden op mijn oude school te missen. Het deed me verdriet dat ik niet samen met hen eindexamen zou doen. Maar daar had ik heel veel dagen gemist vanwege mijn bekkenontsteking. Ik lag een heel semester achter, misschien zelfs wel een heel jaar. Bovendien was de pijn soms nog steeds zo ondraaglijk dat ik mijn bed niet uit kon. Ik was thuis ongelukkig en op school ook. De meisjes op de Sanchezschool hadden zo’n hekel aan me dat ze me tegen mijn kast aan smeten als ze door de gangen liepen. Ze wilden niet dat ik met hun jongens flirtte. Ik wilde niets te maken hebben met hun gevaarlijke flauwekul. Op een dag werd ik wakker met het besluit dat ik niet meer naar de Simon Sanchezschool zou gaan.
Mijn moeder dacht dat het leven makkelijker voor me zou zijn als ik gewoon mijn deelcertificaten haalde, zodat ik kon gaan studeren. John nam me mee naar het onderwijsbureau op de luchtmachtbasis. Daar deed ik een proefexamen en de volgende dag mocht ik terugkomen voor het echte examen. Ik hoefde er niet eens voor te leren. Ik kende delen ervan nog van toen ik acht was en tante Deanna had geholpen, toen die ervoor zat te blokken. Ik liep de examenzaal binnen en in de helft van de toegestane tijd was ik klaar, met bovengemiddelde cijfers. Ineens was ik klaar met de middelbare school.
Ik wilde naar de universiteit van Guam, die goed bekendstond. Maar daar kon ik niet naartoe zonder auto. Ik kon eigenlijk nergens naartoe zonder auto. Guam was een klein eilandje midden in de oceaan, met waardeloos openbaar vervoer. Zonder auto zat ik op een eiland binnen een eiland. Mijn moeder en John waren niet erg behulpzaam. Eerst deden ze moeilijk over de kosten van een autoverzekering. Ze zeiden dat ze daar geen geld voor hadden en ook niet voor benzine. Ze bleven maar zeggen dat ze het zelf ook niet zo breed hadden. Ik moest ze zelfs honderd dollar huur per maand betalen. Dat haalde mijn moeder uit de driehonderd dollar die ik maandelijks aan kinderbijslag ontving. Ik heb daar nooit iets van begrepen, maar ik deed er niet moeilijk over. Ik was hoe dan ook allang blij dat ik niet meer in St. John zat.
Ik zeurde nog even door over de autokwestie en vroeg of ze dan zo’n klein Guam-autootje voor me wilden kopen. Heel veel mensen reden in die dingen, een soort roestige strandkarretjes die maar 500 dollar kostten. Maar mijn moeder gaf geen krimp. ‘Vraag maar aan je vader,’ zei ze telkens weer.
Ik wilde mijn vader nergens om vragen, maar de situatie met die auto, of liever gezegd zónder auto, was waardeloos. Ik belde hem om alles uit te leggen en hij nam altijd op als ik belde. Hij wilde graag contact met me en hij greep iedere kans aan om op me in te praten. Hij was nog steeds woest dat ik zomaar was gevlogen, maar het was duidelijk dat hij me miste.
‘Tuurlijk mag je een auto,’ zei mijn vader. ‘Er staat er hier eentje voor je, pal voor de deur.’
‘Kom op, pap, even serieus.’ Ik haatte dit soort spelletjes. ‘Laat hem hierheen vervoeren.’
‘Het hoeft allemaal niet zo ingewikkeld, Stacey,’ zei hij. ‘Kom hem maar gewoon halen.’
Ik begon me te misdragen, omdat ik niets beters te doen had. Op Guam mocht je op je achttiende al drinken in plaats van pas op je eenentwintigste en ik kon sowieso de Bob niet zijn omdat ik geen auto had. Dus ging ik in mijn eentje de kroeg in. Ik bestelde fruitige strandcocktails en kwam pas laat thuis. Ik was bijna achttien en dat was goed genoeg voor de plaatselijke barkeepers. Mijn moeder en John waren niet blij met mijn nieuwe kroegvrienden, met wie ik meereed. Ze vonden het vreselijk dat ik continu aan de boemel ging. Maar ik wilde gewoon iets te doen hebben. Ze vonden me ondankbaar en lastig. Mijn moeder en John beschouwden mij als een complicatie in hun kalme, vredige leventje. Ik vond mezelf trouwens ook knap lastig. Ik wist alleen niet wat ik anders met mezelf aan moest.
Ik was niet gelukkig of ongelukkig op Guam. Het was niet veel soeps, maar het was een stuk minder dramatisch dan mijn leven in St. John. Ik verveelde me, maar ik kreeg voor het eerst in lange tijd weer drie maaltijden per dag. Toen ik wegging uit Missouri woog ik nauwelijks veertig kilo en ik had maat 32. Op Guam kon ik echt eten koken – mijn moeder hield de keuken goed bevoorraad – en ik kwam minstens vijf kilo aan. Ik was vastbesloten om gewoon wat te blijven rondhangen tot mijn verjaardag op 28 mei. Als ik achttien werd, kon ik zelf beslissingen gaan nemen. Ergens in mijn achterhoofd wist ik dat ik altijd nog bij het leger terecht kon als het niets werd met studeren. Ik moest alleen een manier verzinnen om Christy bij mijn vader uit de buurt te houden, voor het geval hij serieus van plan was haar iets aan te doen om mij uit het leger te krijgen. Ik hoopte dat ze uiteindelijk naar Guam zou komen.
Toen begon Christy me te bellen. Ze zou eigenlijk bij tante Deanna wonen, maar mijn vader dwong haar om weer bij hem te komen wonen. Hij wist dat er maar een manier was om mij iets te kunnen maken en dat middel had hij nu in handen. Mijn vader haalde Christy bij Deanna weg omdat Christy continu aan de boemel was en vaker spijbelde dan dat ze naar school ging. Hij wilde haar weer naar St. John halen en er wat verantwoordelijkheid bij haar in rammen. Letterlijk.
Soms belde ze midden in de nacht huilend op, want op Guam is het vijftien uur later dan in St. Louis. Ladderzat vertelde ze dan dat ze met te veel jongens naar bed ging en dat pa haar continu het ziekenhuis in dreigde te slaan. Ze was vijftien en ze verwachtte goede raad van me. Ze boemelde en spijbelde nog steeds, maar pa gaf haar daarvoor op haar donder. Tante Deanna kon het nooit iets schelen wat Christy deed, zolang ze maar bleef babysitten. Intussen verwachtte pa dat Christy schoonmaakte en voor de boodschappen zorgde, zoals ik vroeger deed. Dan zei ze dat hij de pot op kon. Dan sloeg hij haar en smeet hij haar de keldertrap af. Christy en pa waren een hopeloos duo. Ik maakte me afgrijselijke zorgen om haar. Hij had een perfecte puinhoop gecreëerd, speciaal voor mij.
Pa belde ma en zei: ‘Ik zet Christy vandaag nog op het vliegtuig.’ Ik geloof nooit dat hij het meende. Hij wist wel dat mijn moeder zou weigeren. Na Highland had ze meer dan duidelijk gemaakt dat ze ons niet meer tegelijk wilde.
‘Christy kan niet komen zolang Stacey hier is.’ Ik smeekte haar om Christy een slaapkamer met mij te laten delen, maar ze gaf geen krimp. ‘Het is gewoon te moeilijk met jullie allebei.’
Dan belde mijn vader mij weer om te schreeuwen: ‘Haal dat kutkind uit mijn huis voordat ik haar vermoord.’
Ik deed geen oog meer dicht. Ik had er zeventien jaar lang alles aan gedaan om hem bij Christy vandaan te houden. Ik wist dat hij haar mishandelde, maar hij had haar niet verkracht.
Nog niet.
Dat wist ik diep in mijn hart heel, heel zeker. Maar ik was er niet meer. Op wie zou hij zich nu richten als hij seksueel gewelddadig werd? Dit soort gedachten bleven me achtervolgen, de hele dag door.
Vanaf de andere kant van de wereld smeekte ik Christy om alsjeblieft bij oma en opa Paulson te gaan wonen. Ze zei nee. Ik vroeg haar om alsjeblieft bij vrienden te gaan logeren. Ze zei nee. Ga terug naar Deanna, zei ik.
Christy’s antwoord was steeds hetzelfde: ‘Nee, nee, nee. Mooi niet.’
Meestal was ze dronken als ik haar sprak en ik wist dat er met alcoholisten niet te praten valt. Je weet nooit wat een alcoholist nu weer zal zeggen of doen, zelfs als het nog zo’n jonkie is.
‘Stacey, kom alsjeblieft terug,’ zei Christy huilend.
Het was april en anderhalve maand later zou ik achttien worden. Ik kon wel min of meer leven met alle ellende die mijn vader me aandeed. Maar ik kon niet leven met de gedachte dat hij Christy zou verkrachten als ik haar niet kwam redden. Mijn moeder en John kochten een vliegticket voor me en ik vloog stante pede terug naar de Verenigde Staten.