Sabrina

 

 

 

Mevrouw Case dacht dat Sabrina en ik wel bij elkaar zouden passen. Ze was op haar zestiende de bak in gegaan en had nu ongeveer mijn leeftijd. Haar oma was vermoord en zij en haar vriendje hadden daar iets mee te maken. Ik oordeelde niet over mijn nieuwe kamergenote of over haar misdaden. Een van de dingen die ik snel had geleerd in de gevangenis was dat je anderen niet moet veroordelen. Wat ik had gedaan was net zo erg of nog erger. Iedereen in die gevangenis had haar eigen verhaal, haar eigen persoonlijke hel.

Toen ik mijn nieuwe slaaphokje binnenkwam, het hokje dat ik met haar zou delen, stond ik ineens oog in oog met een beeldschoon – écht beeldschoon – meisje met glanzend, donker haar tot aan haar kont. Haar verleden joeg me geen angst aan, maar haar vuile blikken wel.

Toen ik naar Renz ging had ik toestemming van de rechtbank om mijn persoonlijke bezittingen mee te nemen. Ik kwam Sabrina’s kamer binnen met veel meer spullen dan de gemiddelde nieuwkomer. Ik zette mijn eerste doos op de grond. Op de bovenkant stond ‘1 van 6’ geschreven.

Sabrina keek naar de cijfers en zei: ‘Godverdomme. Lekker dan.’

Ik zei niets. Ik dacht: daar zul je het hebben. Straks word ik op mijn eerste dag al in elkaar geslagen.

Ik was niet achterlijk. Ik zag wel hoe klein het slaaphokje was. Het smalle stapelbed nam de meeste ruimte in. Nog twee kasten erbij en er was nauwelijks plek om te staan, tenminste niet met zijn tweeën tegelijk. Als ik bij mijn kast wilde, moest zij op het bed gaan zitten of opzij gaan. Ik had werkelijk geen idee waar ik al mijn spullen kwijt moest. Er waren maar twee kasten en ik kreeg er maar eentje.

Sabrina wees naar mijn kast. ‘Ik hoop dat je een beetje creatief bent, want meer plek krijg je niet.’

Op de gang liepen vrouwen heen en weer. De slaaphokjes lagen hutje mutje tegen elkaar gepropt. Een vrouw trok me de gang op en fluisterde: ‘Pas maar een beetje op met Sabrina. Ze is een heks. Een echte heks, bedoel ik. Ze doet bezweringen en zo. Wicca.’

Ik bedankte haar voor de waarschuwing en ging verder met uitpakken, terwijl Sabrina toekeek. Er werden nog meer spullen van me gebracht, waaronder een gigantische zwarte vuilniszak. Die zat vol tampons, letterlijk een stuk of duizend. In Gumbo waren tampons gratis, dus ik had lopen hamsteren als een gek. Ik had gehoord dat je van alles – vooral sigaretten – kon ruilen tegen tampons. Ik had gezorgd voor voldoende valuta.

Ik wendde me tot Sabrina. Ze fronste en ik was even bang dat ze me zou betoveren, maar ik had meer ruimte nodig. Dus ik rechtte mijn rug en vroeg: ‘Mag ik wat ruimte onder je bed gebruiken in ruil voor twintig tampons?’

Ze keek me uitdrukkingsloos aan, maar knikte van ja.

Ik probeerde haar zo veel mogelijk te negeren. Ik staarde naar het echte bed waarop ik hier zou slapen. Het kon me niet schelen dat ik het bovenste bed moest nemen. Ik kreeg eindelijk een lekker bed met een matras. In Gumbo hadden ze alleen harde, plastic slaapmatten. Maar al de eerste nacht kwam ik erachter dat ik niet echt zou genieten van mijn matras. Sabrina had een plaat hardboard onder mijn matras gelegd. Die konden gevangenen aanvragen als ze last van hun rug hadden, maar Sabrina gebruikte de hare om de springveren onder mijn bed mee af te dekken. Onze bedden zaten zo dicht op elkaar dat haar lange haar in de metalen bedbodem bleef hangen als die doorboog.

De houten plaat was zo hard dat ik er nauwelijks op kon slapen.

Sabrina en ik werden niet meteen vrienden. Ze negeerde me voornamelijk. Ze had een tv aan haar voeteneinde, maar die mocht ik niet gebruiken. Ik had niet genoeg geld om zelf een 13 inch tv’tje te kopen. Gevangenen mochten wel tv-kijken, maar dan moesten ze een koptelefoon gebruiken. Sabrina liet me nooit meeluisteren.

Na twee weken stapte ik naar mevrouw Case.

‘Ik kan niet opschieten met mijn kamergenote,’ zei ik.

Ze haalde haar schouders op. Ze had het eigenlijk te druk voor me. Ze zei: ‘Ik dacht dat jullie wel bij elkaar zouden passen, omdat jullie allebei jong zijn én levenslang hebben. Sabrina is geen herrieschopper en ik dacht dat je wel iets van haar kon leren.’

‘Maar we kunnen echt niet met elkaar overweg. Kan ik haar op zijn minst niet dwingen die plank uit mijn bed te halen?’ vroeg ik.

‘Tuurlijk, maar daar krijg je misschien een hoop ellende mee.’ Ze werd omringd door stapels papieren en gevangenendossiers.

‘Ik wil verhuizen,’ zei ik.

‘Je kunt de eerste negentig dagen niet verhuizen. Ik heb je bij haar gezet omdat het de beste plek voor je is.’ Toen legde ze haar bril op tafel en zei: ‘Maar zij kan wel verhuizen.’

Sabrina zat me op te wachten toen ik terugkwam van mevrouw Case.

‘Wat zei ze?’ vroeg Sabrina.

Ik was haar gezeik zat. Ik zei: ‘Die plank gaat eruit, of anders kun je mooi verhuizen. Ik ga de komende negentig dagen echt niet zo doorbrengen.’

‘Oké dan,’ zei ze lachend. Ze haalde de plank weg.

Sabrina was uiteindelijk niet zo slecht. Ze had gewoon gewacht tot ik voor mezelf opkwam. Ik moest haar respect verdienen. Ik moest het respect van iedereen in die gevangenis verdienen, op grote en kleine manieren. Sabrina en ik bleven kamergenotes voor het merendeel van de veertien jaar die we samen vastzaten.