Vreetkick
Als je net in de gevangenis zit, kom je in de keuken te werken of anders buiten. Dat waren geen goedbetaalde baantjes. Je verdiende maar 7 dollar 50 per maand. Faye Wiggly zat nog steeds in de keuken, dus ik koos ervoor om buiten te werken. Al gauw bleek dat er niet veel te doen was op dat nette, met grind bedekte buitenterrein. We veegden de boel aan, maar dat was nauwelijks genoeg om een dienst van zes uur mee te vullen. Het onderhoudspersoneel maaide het gras. Onze supervisor probeerde ons een beetje bezig te houden, dus gaf hij ons tuinslangen om steentjes mee van de betonnen tegels te spuiten. Dan stond je daar uren te spuiten. Uiteindelijk mochten we dat niet meer doen, omdat de waterrekening zo opliep.
Dus bezorgde Sabrina me een baantje op haar afdeling: data entry. Het was een goedbetaald baantje. Mijn salaris hing af van de hoeveelheid toetsaanslagen die ik maakte. Ik kon tussen de dertig en zestig dollar per maand verdienen. Ik voerde gegevens in van ambulanceverslagen en jacht- en visvergunningen. Het was zo afgrijselijk saai. Ik haatte het. Sabrina luisterde onder het werken naar haar walkman. Haar vingers vlogen over de toetsen. De mijne niet. Ik verdiende maar twintig dollar per maand.
Uiteindelijk belde ik mijn moeder om te klagen. Ik zei dat ik een ander baantje wilde, iets wat ik leuk vond. Ze zei dat ze me zou helpen en ik ging in de wasserij werken, waar ik twintig dollar per maand verdiende.
De wasserij was geweldig. Ik mocht het hele terrein over om was af te leveren. Mijn baas, Dick Hickman, was een toffe vent. Als we te nonchalant werden tijdens het opvouwen van de was, duwde hij een waskarretje tegen onze knieholtes, zodat we er achterover in vielen. Dan draaide hij rondjes met ons. Hij was zeventig jaar en superrelaxt. Hij bracht koffie, donuts en worst mee uit de buitenwereld. Soms kwam Sabrina langs om een hapje mee te pikken. Als er aan het eind van de week eten over was, stond dat ineens als bij toverslag in een emmer voor mijn slaaphokje. Uiteindelijk werd een andere vrouw in de wasserij, Shirley Lute, zo jaloers dat ze water in de motor van de wasdroger goot. Toen we die de volgende ochtend aanzetten, begon hij te roken. Shirley probeerde zich eruit te kletsen, maar uiteindelijk werd ze gepakt en ze kreeg een boete van negentig dollar. Het was een enorme puinhoop.
*
Ik kon het niet helpen, maar ik moest zo nu en dan wel regels overtreden in de gevangenis. Als ik een verse tomaat wilde, moest iemand die uit de keuken stelen en dan moest ik daar een dollar voor betalen. Als ik er een kocht, kookte ik hem in de magnetron en at hem meteen op, zodat ik niet gepakt kon worden met een gesmokkelde tomaat. De eerste paar maanden deed ik hetzelfde met wiet. Ik kocht het en rookte het dan meteen op. Al mijn vriendinnen deden dat buiten, waar de cipiers het niet konden ruiken.
Drugs zijn doodgewoon in de gevangenis. Er was altijd wel een manier om te gebruiken wat je maar wilde, als je het risico maar durfde te nemen. Alles wat illegaal was, was verkrijgbaar tegen een bepaalde prijs. Jennifer kreeg onze wiet van haar bezoek en smokkelde het vervolgens naar binnen. Er kon bijvoorbeeld een vuilnisbak staan, een goed ontmoetingspunt, vlak voor de bezoeker de bezoekersruimte in liep. Een andere gevangene – iemand die niet gefouilleerd zou worden – kon het bezoek van iemand anders aanraken zonder dat iemand het zag. Ik heb het zelf nooit gedaan, maar ik heb het vaak genoeg zien gebeuren.
Ik zat destijds nog niet lang genoeg om bang te worden voor wat ik deed. Ik deed wat mijn vrienden deden, die daar al langer zaten. Ik vertrouwde op hun gezond verstand. Zij zorgden er tenslotte voor dat ik nooit hoefde te vechten. Als iemand me lastigviel, kwam Jennifer voor me op. Ze genoot alom respect, dus dat kon ze makkelijk doen. Maar langzamerhand leerde ik dat ik ook voor mezelf moest opkomen. Als ik een keer iets pikte van iemand buiten mijn groep, zou ik het voortaan altijd moeten pikken. Dus werd ik brutaler. Ik was ferm en ik hield het simpel, zoals Kathy Tucker me in Gumbo had geleerd. Ik bedacht dat niemand de eerste klap wil uitdelen. Als iemand echt iets tegen je heeft, haalt hij eerder een vuile streek uit.
Jennifer en ik hadden een keer zitten blowen en een ander meisje was kwaad op Jennifer, vanwege iets kleins en onbeduidends. Ik weet niet eens meer wat het precies was. Maar het meisje gaf door dat Jennifer wiet rookte en verklikte mij meteen ook.
Ik was kwaad op mezelf dat ik het überhaupt gerookt had. En erger nog: ik was bang. De straffen konden zwaar zijn. Ik had wel meegemaakt dat vrouwen die naar cipiers spuugden er een jaar gevangenisstraf bij kregen.
Als je uitwerpselen naar een cipier gooide, kreeg je er vijf jaar bij. Een gestoorde vrouw had vijf jaar gekregen en kreeg uiteindelijk twintig jaar omdat ze zo veel extra straf opbouwde. Ze konden me geen extra jaren geven, maar de isoleer was straf genoeg. Als ik daar eenmaal belandde, zouden de gretige cipiers vast iets heel smerigs voor me bedenken.
Maar ik had mazzel. Mijn baas in de wasserij, Dick, bemoeide zich ermee. Hij vond onze urinemonsters, gooide ze weg en gaf me een enorme preek.
Hij zei dat ik hem had teleurgesteld en zo voelde ik dat ook.
Daarna heb ik nooit meer iets anders gerookt dan sigaretten.