In de media

 

 

 

In januari 2002 kregen we bericht van medewerkers van gouverneur Holden. Hij had mijn gratieverzoek al bekeken. Ellen en Mike kwamen het nieuws persoonlijk brengen. We gingen naar een van de afgeschermde bezoekruimtes, speciaal voor advocaten. Het was er piepklein en hun aanwezigheid overweldigde me die dag.

Mike begon: ‘Holdens medewerkers zeiden dat ze nog maar net in functie zijn en dat ze hopen dat ze herkozen worden. Dat kan dus neerkomen op zevenenhalf jaar voordat ze ons verzoek in overweging nemen.’

Ik wist dat het zo werkte. Ik bleef luisteren.

‘Zijn adviseurs zeggen dat hij je alleen kan vrijlaten, Stacey, als je publieke steun krijgt.’

Ellen viel Mike in de rede: ‘Dat wil dus zeggen dat je het via de media moet spelen.’

Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Ik zei meteen: ‘Dat kan ik niet!’

‘Het moet,’ zei Mike, bijna zonder te luisteren. ‘Luister, de sterkste component van onze zaak, dat ben jij. Als de mensen je horen en zien, geloven ze je. De enige manier om je hieruit te krijgen is dat je jezelf gaat helpen. Je hoeft alleen maar jezelf te zijn.’

Ze hadden net zo goed kunnen zeggen dat ik vleugels moest laten groeien en naar Mars moest vliegen. ‘Ik wil het niet.’ Mooi niet dat ik nog meer zou loslaten over alles wat ik had doorgemaakt. Ik voelde alleen maar schaamte en angst voor mijn verleden. Ik dacht dat ze gek waren geworden. ‘Ik kan het echt niet,’ zei ik nog eens. Ik had het grootste deel van mijn leven muurtjes om me heen gebouwd, uit zelfbescherming. Een paar mensen binnenlaten via Outreach was één ding, maar het was iets heel anders om mijn verhaal te vertellen aan duizenden mensen of nog meer.

Ik beschouwde Mike als mijn beschermer. Hij beloofde dat hij heel zorgvuldig zou omgaan met verzoeken om mij te interviewen. Hij zei dat ik het heus wel aankon, want hij zou er wel voor zorgen dat de journalisten me niet konden kwetsen.

Ik dacht bij mezelf: maar ik stel me zo wel bloot aan gigantisch veel pijn. Hoe kun je me daartegen beschermen?

Ik was mezelf niet tijdens dat gesprek. Ik had het ijskoud, ik was bibberig en afstandelijk. Ze begrepen niet helemaal wat ze van me vroegen. Maar als zij dachten dat het de enige manier was, moest ik in elk geval over hun voorstel nadenken.

‘Hoe zouden we het dan aanpakken?’

‘Dat weten we nog niet,’ zei Ellen. ‘We gaan het uitzoeken.’

Toen ze weggingen, had ik toch ja gezegd. Ik zou mijn verhaal doen in de media, als dat de enige manier was. De rest van de dag was ik misselijk. Diep vanbinnen wist ik heel goed wat er was gebeurd. Ik wist wat voor keuzes ik had gemaakt. Ik wist dat die verkeerd waren. Ik wist dat ik voor mijn daden moest uitkomen en voor de redenen die me ertoe hadden gedreven. Ik had een van de ergste misdaden begaan die een mens maar kan plegen. Ik had een familielid van het leven beroofd. De meeste mensen zouden zich niet eens kunnen voorstellen waarom een tienermeisje zoiets zou doen. Ik deed het omdat ik seksueel misbruikt was en ik wist niet of ik dat ooit nog hardop tegen iemand wilde zeggen. Zou ik met mezelf kunnen leven als ik het uitsprak? Het zou zo veel vragen oproepen. Was ik bereid om die te beantwoorden?

Ik was er emotioneel verre van klaar voor. Het was tien jaar geleden dat ik mijn misdaad had begaan. Ik had stapje voor stapje mijn demonen bevochten. In de gevangenis werd me gevraagd: ‘Als je het kon overdoen, zou je het dan weer doen?’ Ik was bang voor die vraag. Wat was het goede antwoord? In die tijd zou ik gezegd hebben: ‘Ja, ik zou het zo weer doen, om mijn zusje te beschermen.’ Maar een klein deel van mijn bewustzijn kwam in opstand en zei: ‘Wacht eens even, misschien zou het helemaal niet hoeven.’

Het leven zit vreemd in elkaar. Kort na dat gesprek met Mike en Ellen kreeg Mike een telefoontje van een journaliste van het tijdschrift Glamour. Ze had me gevonden via www.FreeStaceyLannert.org en ze wilde vanuit New York naar Vandalia komen om me te interviewen.

Mike belde me op en spoorde me aan om het te doen.

Ik zei nee.

Hij spoorde me nog wat indringender aan.

Ik zei ja.

Voor ik het wist zat ik in de afgeschermde bezoekruimte aan tafel met een journaliste, Kristen Kemp, en twee cameramannen. Ik vertelde haar zo veel als ik kon. Ik vertelde wat ik had opgeschreven voor mijn gratieverzoek. Ik vertelde dat mijn vader Christy’s kat Buttercup voor onze ogen had vermoord. Het was moeilijk. Ik kon er maar niet warm voor lopen. Ik kon niet geloven dat ik informatie leverde die terecht zou komen in een landelijk tijdschrift.

Kristen interviewde me heel geleidelijk, met nog een paar etappes na het eerste grote gesprek. Ze was geduldig. Ze schreef een verhaal dat niet voor me en niet tegen me pleitte. Ze hield zich aan de feiten. Maar één ding was zeker: ze geloofde me.

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en hoe pijnlijk het ook was, ik wist dat ik de juiste beslissing had genomen. Nadat het artikel in Glamour was verschenen, belde talkshowpresentator Montel Williams.