Een ander soort vrijheid

 

 

 

De eerste week van het nieuwe jaar zat er alweer op. Ik kreeg bericht dat Ellen me wilde spreken en dat ik haar de volgende middag om drie uur moest bellen. Ik dacht dat het wel niets bijzonders zou zijn. Ze wilde vast alleen maar weten hoe het met me was. Iedereen – mijn moeder, Christy, Tom W. – had me gebeld of bezocht om te kijken of het wel goed met me ging na de kerst, toen onze hoop was vervlogen.

Ik belde Ellen op een woensdag, niets bijzonders.

‘Hoi, Stacey,’ zei Ellen.

‘Het gaat wel,’ zei ik meteen maar. ‘Ik ben teleurgesteld, maar verder gaat het best.’ Ellen was altijd bezorgd en het laatste wat ik wilde was dat ze de gevangenis zou bellen om te zeggen dat ik onder observatie moest. Observatie wegens zelfmoordgevaar. Dan moest je zo goed als naakt in een gecapitonneerde cel en dat kon ik er nu echt niet bij hebben. Dus deed ik bijna vrolijk aan de telefoon.

Ellen viel me in de rede. ‘Stacey, het is nog niet voorbij.’

‘Wat?’ Ik had geen idee waar ze het over had. Ik wilde geen ijdele hoop koesteren.

‘Ik ben gebeld door medewerkers van gouverneur Blunt en ze kijken nu naar je verzoek. Ze hebben al met rechercheur Schulte gepraat en we horen maandag waarschijnlijk meer.’

Ik bedankte haar. We hingen op en ik kreeg zowat geen lucht meer.

Ik ging weer naar mijn kamer, waar een bewaker een van mijn kamergenotes hielp haar koffers te pakken; ze verhuisde terug naar Chilli. Ik zag eruit alsof ik was overreden door een auto. Ik was het liefst in snikken uitgebarsten, maar ik wilde niet dat de bewaker en de andere gevangenen me zo zouden zien. Ik moest mijn gezicht in de plooi houden, net doen alsof er niets aan de hand was. Ik ging zitten.

Toen ik opkeek zag ik twee maatschappelijk werkers in de kamer staan, die wilden weten wat er gaande was. Ik zei dat ik het niet wist, maar dat er nog een klein kansje was dat er iets zou gebeuren met mijn gratieverzoek. Nu vooral niet in paniek raken, zei ik bij mezelf.

Ik ging douchen, zodat ik even een stevig potje kon janken. Dat moest er echt even uit. Ik had net vrede gevonden en nu ontdekte ik ineens dat ik misschien toch nog vrij zou komen. Het was gewoon te mooi om waar te zijn.

Ik verwachtte pas maandag weer nieuws, dus ik probeerde vooral kalm te blijven. Dat viel niet mee. Drie dagen later, op zaterdag, zat ik op mijn bed toen de koppen werden geteld, precies zoals het hoorde. Ik las een tijdschriftartikel over de tragische dood van de zoon van John Travolta. Toen werd mijn naam omgeroepen via de intercom. Ik moest naar de balie komen.

Dat was vreemd. Ook dat nog, dacht ik. Ik zit zeker niet netjes genoeg rechtop op mijn bed tijdens het tellen en daar krijg ik nu voor op mijn kop.

Ik kwam bij de balie en een cipier zei dat er telefoon voor me was. Ik werd er helemaal zenuwachtig van, want we mogen helemaal geen telefoontjes ontvangen via de balie. Ik kreeg de kapitein van de wacht aan de lijn.

‘Wat moet ik doen? En is het geen tijd voor de telling?’ Ik was zo gewend geraakt aan de gevangenisroutine. Ik week liever niet af van het protocol. Ik wist niet wat me overkwam.

Toen zei de kapitein: ‘Stacey, schrijf dit telefoonnummer even op en geef de telefoon aan de cipier, zodat ik kan zeggen dat het goed is. Ga daarna collect bellen met de gevangenentelefoon.’

Ik kon me op slag nauwelijks verroeren. Ik was helemaal verlamd, zoals je kunt hebben als er een familielid overlijdt. Ik gaf de telefoon aan de cipier en liep naar het telefoonhokje, deed de deur dicht en belde.

Ellen nam op en gilde: ‘Stacey!’ Ze kon nauwelijks ademhalen, laat staan dat ze er in één keer een hele zin uit kreeg. ‘Het is gelukt!’

‘Echt waar?’ zei ik, zonder te voelen of mijn hart nog in mijn borstkas zat. Ik legde mijn hoofd op het tafeltje en begon te huilen. Ik snikte het uit. Het had totaal geen zin om te proberen mijn emoties te bedwingen.

Ellen huilde ook. Ze wachtte al zestien jaar op dit nieuws. ‘Hij heeft je straf omgezet naar twintig jaar,’ zei ze.

‘Ik begrijp er niets van. We hebben alleen maar gevraagd om voorwaardelijke vrijlating, ooit, in de toekomst.’

Ellen viel me in de rede. ‘Dit betekent onmiddellijke vrijlating. Het is nu twintig jaar met onmiddellijke vrijlating.’

Zelfs in het allerbeste geval had ik hoogstens de mogelijkheid verwacht om vervroegde, voorwaardelijke vrijlating aan te kunnen vragen. Dat had dan nog minstens een half jaar geduurd. Ik kon er met mijn verstand niet bij. Wat Ellen zei was te mooi om waar te zijn.

Ze zei dat ze het zelf ook nog niet helemaal begreep. Ze zou me later op de avond terugbellen om het uit te leggen.

Ik hing op. Ik kon nu niemand anders bellen. Ik deed de deur achter me dicht en liep over de groene mat naar de hoofdgang, waar iedereen me aanstaarde. Ik ging naar de wc, waar ik Shelley tegenkwam. Zodra ik haar zag, begon ik te huilen. Ik omhelsde haar en vertelde wat er gebeurd was. Zij begon ook te janken. Binnen een paar minuten stonden er vijfentwintig vrouwen om me heen in de wc. Sommigen huilden, anderen juichten.

Een cipier riep me naar de balie en vroeg wat er was gebeurd.

‘Ik heb strafvermindering gekregen!’

Hij haalde zijn schouders op alsof het allemaal niets bijzonders was en wuifde me terug naar mijn cel.

Daar aangekomen viel ik in foetushouding met mijn hoofd op de vloer. Ik snikte zoals ik nog nooit had gesnikt. Niemand had me ooit zo gezien. En nu kon iedereen me horen, maar het kon me niet schelen. Ik kon me niet inhouden.

Delilah, die een cel schuin tegenover mij had, zei: ‘Huil jij maar, hoor.’

Zodra de koppen geteld waren en ik mezelf weer een beetje onder controle had, ging ik Christy bellen. Die werd compleet hysterisch van pure blijdschap en opluchting.