Vriendschap

 

 

 

Mijn moeder en ik kregen enorme ruzie toen ik de publiciteit opzocht. Ze gelooft oprecht dat ze niet wist dat ik seksueel mishandeld werd. Ze vindt het elke dag nog steeds even vreselijk dat ze niet meer voor me heeft gedaan. Ze geeft toe dat ze fouten heeft gemaakt. Zij is tenslotte ook maar een mens. Maar ze zegt dat ze destijds niets van het misbruik wist.

Ze vond het niet fijn dat ik op tv insinueerde dat ze wel degelijk wist wat er speelde.

Ik stelde meteen een belangrijke basisvoorwaarde voor onze relatie. Ik zei: ‘Je zult moeten accepteren hoe ik het verleden zie en wat ik erover zeg.’

Ze zweeg. Ze had gehuild.

Uiteindelijk zei ze: ‘Je zult me moeten accepteren zoals ik ben.’

Dus besloten we om er verder niet over te ruziën. Zij zag het op haar manier en ik mocht het op mijn manier zien. We konden wel ons hele leven blijven hameren op ons gelijk en het ongelijk van de ander, maar dan zouden we elkaar moeten missen.

Ik geloof dat mijn moeder net zo is als ik. Ze wilde wat ik wilde: een lang en gelukkig leven met een prins op een wit paard en een paar kinderen. Ik wil dat nu niet meer, maar toen ik opgroeide wel. We geloofden in hetzelfde sprookje. Onze sprookjes zijn allebei op een afgrijselijke manier ontspoord. Maar al met al wilde ze alleen maar iemand om van te houden na haar scheiding. Ze zocht haar leven lang naar geluk, maakte keuzes en bracht offers. Ze deed wat ze kon met wat ze wist. En ze redde zichzelf, wat uiteindelijk ook belangrijk is. Maar sinds mijn misdaad was ze er altijd voor me als ik haar nodig had. Ze kwam terug uit Guam. Ze koos mijn kant, hoewel haar familie haar niet meer wilde kennen. Ze stuurde me geld in de gevangenis en zij en John kwamen regelmatig op bezoek, zelfs als ik niet zo aardig deed. Ze probeert al een hele tijd om het een en ander goed te maken.

We vierden onze eerste Moederdag in achttien jaar. We lunchten samen en we hadden een fijn gesprek. Ik had een perfect kaartje gevonden met de tekst ‘Ik hou van je, al zijn we het lang niet altijd eens’. Binnenin stond nog iets: ‘Ik heb maar één moeder in dit leven en daar moet ik dankbaar voor zijn. En dat ben ik ook.’

 

*

 

Toen ik vrijkwam was ik bang dat de mensen in St. Louis me niet zouden accepteren, omdat ik tenslotte een veroordeelde misdadiger was. Ik dacht dat niemand met me om zou willen gaan en dat ze hun kinderen al helemaal bij me weg zouden houden. Mijn vrijlating was groot nieuw geweest, al voordat ik bij Oprah kwam. Een paar maanden lang hoorde ik heel wat gefluister en zag ik heel wat mensen wijzen als ik iets alledaags deed in het winkelcentrum of een warenhuis of een snackbar.

Een van de eerste dingen die ik deed nadat ik was vrijgekomen, was identiteitspapieren en een sofinummer aanvragen. Ik had alleen een identiteitspasje uit de gevangenis. Dat legde ik op de balie, samen met mijn geboorteakte.

De baliemedewerkster zei: ‘Je ziet er zo lief uit. Wat kun jij nou voor ergs gedaan hebben?’

Ik zei: ‘Nou, eh, ik heb mijn vader vermoord na jaren van seksueel misbruik.’

Ze keek me alleen maar aan. Volgens mij herkende ze me en ze glimlachte. Ze gaf me een tijdelijk identiteitsdocument, waarmee ik mijn rijbewijs kon afhalen, en zei: ‘Als je straks terugkomt, help ik je wel even op weg.’

Een paar uur later kwam ik terug om mijn sofinummer op te halen en ze liet me niet eens in de rij staan. Ze gaf me mijn papieren en zei: ‘Heel veel succes met alles. Heel veel succes.’

Nadat ik bij Oprah was geweest werd ik nog zenuwachtiger. Ik was net begonnen als stepinstructrice in een grote plaatselijke sportschool. Ik was bang dat ik ontslagen zou worden.

Het schijnt dat een van de trainers me een keer aanwees en zei: ‘Die daar heeft iemand vermoord.’

Een andere trainer, een vriendin van me, zei toen: ‘Dan zou ik maar doen wat ze zegt als je bij haar traint.’

Het verbaasde me dat ik zo veel steun kreeg van de vrouwen die bij ons sportten. Ze glimlachten en wuifden naar me. Ik vond het een beetje gênant, maar ik was ook blij. Soms volgde een vrouw me naar de wc’s en dan zei ze: ‘Jij bent dat meisje.’

‘Ja. Ja, dat ben ik,’ zei ik dan.

Keer op keer hoorde ik de woorden: ‘Liefje, ik ben zo blij dat je weer thuis bent.’

 

*

 

Op 28 mei 2009 werd ik 37 in volledige vrijheid. Het was gewoon een dag als alle andere, ik verwachtte er niet veel van. Het beste cadeau dat ik me kon wensen had ik immers al gekregen.

Maar toen ik Elliots huis vlak bij het centrum van St. Louis binnenliep, was ik echt verrast. Hij had al mijn vrienden en dierbaren opgetrommeld. Ik kan niet goed verwoorden hoe ontroerend en bijzonder dat was. Mijn moeder, mijn zusje, Tom W. en nog allerlei anderen zaten in zijn stampvolle huis te lachen, te praten, te eten en te drinken.

We vierden gewoon een feestje. Er was zo veel om dankbaar voor te zijn.

Die surpriseparty maakt wel zo ongeveer duidelijk waarom ik verliefd werd op Elliot Freeman. We waren toen nog niet zo lang bij elkaar, maar hij deed zoiets gewichtigs – en ingewikkelds – voor me. Ik besefte op slag dat hij een geweldige man was, die me precies kon geven wat ik de laatste achttien jaar – of langer – allemaal had gemist.

Na het feest was ik binnen wat aan het opruimen en hij was bezig in de achtertuin. Ik weet nog dat ik uit het raam keek en hem zijn plantjes water zag geven.

Ik dacht: jee, ik hou echt van die man.

Hij maakte me gelukkig. Hij luisterde. Hij maakte me aan het lachen. Hij werkte soms ook op mijn zenuwen, maar ik had inmiddels geleerd dat zoet niet zonder een beetje bitter kan. Ik wist dat ik na dat feest een keuze moest maken. Ik moest bij hem blijven óf bij hem weggaan, uit volle overtuiging.

Ik noemde hem altijd mijn liefde van de dag, maar ik besloot daarmee op te houden. Ik wist niet of hij de liefde van mijn leven was, maar ik wist wel dat ik van hem hield. Ik besloot bij hem te blijven en van hem te houden met alles wat ik in me had. Hij was een goed mens en niet van hem houden zou niet goed voor me zijn.

Een paar maanden later vroeg hij me of ik bij hem wilde intrekken en ik zei ja.